2.6 Writing A2

About the writing exam


2. about your exam



2. writing tips and information









1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

About the writing exam


2. about your exam



2. writing tips and information









Slide 1 - Slide

About the exam 
  • 'Generic' exam (A2 level)
  • Duration: 90 minutes
  • 2 writing products: 1 email (formal/informal), a form to fill out 
  • You write on your exam sheet with a black or blue pen
  • You are allowed to use a dictionary (school will provide these)

Slide 2 - Slide

About the exam 

  • You're allowed to leave when you're finished
  • Hand in all papers, including scrap paper
  • Make sure you have completed the assignments

Slide 3 - Slide

About the exam (in Dutch)

Wat verwachten we op A2 niveau?

1. voldoende woordenschat om vertrouwde dingen te omschrijven zoals over familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen

2. eenvoudige grammaticale constructies, juiste vorm van tegenwoordige tijd (VT mogen nog foutjes in gemaakt worden)

3. eenvoudige zinnen in zoveel mogelijk de juiste (Engelse) woordvolgorde

4. lopende tekst die over het algemeen begrijpelijk is. Gebruik van hoofdletters, punten en vraagtekens. Spellingfouten mag zolang fonetisch duidelijk is wat bedoeld wordt.

5. een samenhangend geheel bij voorkeur door gebruik van voegwoorden zoals: en, maar, omdat  (and, but, because)

Slide 4 - Slide

About the exam (in Dutch)

Beoordeling


1. Inhoudskenmerken

- zorg dat je alle opdrachten maakt -> 1 niet gemaakt, examen wordt niet beoordeeld

- zorg dat je alle punten binnen een opdracht verwerkt, 1 gemist punt kan zorgen voor puntaftrek

2. Woordenschat

3. Grammatica

4. Coherentie

5. Spelling en interpunctie

Slide 5 - Slide

Tips and information (general)

Algemene tips en informatie


1. Lees de opdracht eerst helemaal door

2. Tijdens het schrijven: Zet een kruisje bij wat je verwerkt hebt

3. Gebruik juiste aanhef en afsluiting

4. Maak eerst een kladversie

5. Gebruik een woordenboek (maar niet teveel)

6. Zoek naar de juiste vertaling, pak niet altijd meteen de eerste optie

7. Zorg voor een nette lay out, juiste interpunctie en corrigeer niet te veel

Slide 6 - Slide

Tips and information - informal e-mail

Algemene tips en informatie


1. Gebruik juiste aanhef en afsluiting: Dear ...... / Kind regards,/Best regards,

2. Informeel taalgebruik, geen moeilijke woorden (maar geen sms-taal: thnx, gr8)

3. Afkortingen mogen: I'm, we don't, you haven't got

4. Een zin met I beginnen MAG (schrijf I altijd met een hoofdletter!)

5. Let op juist gebruik van de tijden (bv tegenwoordige tijd stam+s bij he/she/it)

Slide 7 - Slide

Indeling informele brief

1. Aanhef
Dear Name/Mr/Miss/Mrs, 

2. Inhoud:
Bij een informele brief mag je meer persoonlijk taalgebruik gebruiken, maar let erop dat het een nette brief blijft.


3. Afsluitende zin met je naam eronder
(Zorg ervoor dat je per onderwerp een alinea gebruikt.)



Introductie alinea: 
Hier begin je met een korte inleiding en introduceer je je brief. 

Bijvoorbeeld: 

 “How are you? I'm doing great"

“How is life at school?”

“I hope you are doing well?”

“Have you heard about ….?”


Bijvoorbeeld: Do you want to get together? 

Slide 8 - Slide

Tips and information - formal e-mail

Algemene tips en informatie


1. Gebruik juiste aanhef en afsluiting: Dear ...... / Yours sincerely/Yours faithfully,

2. formeel taalgebruik :  i would like to, Could I ....

3. Afkortingen mogen NIET: alles voluit opschrijven :  I've got > I have got, I'm >  I am

4. Een zin met I beginnen MAG (schrijf I altijd met een hoofdletter!)

5. Let op juist gebruik van de tijden (bv tegenwoordige tijd stam+s bij he/she/it)

Slide 9 - Slide

Indeling formele brief

1. Aanhef:
Dear Ms/Mr /Sir/Madam (naam)

2. In de eerste Alinea geef de reden waarom je deze brief schrijft.
I'm writing to you in response to...

3. Voor elk nieuw onderwerp waar je mee begint, gebruik je een nieuwe alinea.
4. Afsluitende zin: 
  • Thank you in advance for your response. 
  • I look forward to hearing from you soon.
  • I hope to hear from you soon. 

5. Afsluiting

a. Ken je de naam van de persoon? Yours sincerely, / Kind regards, 

b. Ken je de naam niet van de persoon? Yours faithfully, 

 Sluit de brief af met je voor- en achternaam.

Slide 10 - Slide

Theorie Formulieren
Of je nu je stage gaat lopen, een visum gaat aanvragen of een auto wilt
huren; aan het invullen van formulieren zul je niet ontkomen.
Er zijn heel veel verschillende soorten formulieren.

Hieronder en op de volgende pagina’s zie je verschillende soorten
formulieren langskomen. Waar zet je je voornaam en waar je achternaam?
Formulieren vragen ook vaak naar je nationaliteit, geboortedatum en je
adres. Waar vul je dat in?

Slide 11 - Slide

Engelse termen
First Name(1): Mathilda
Surname(2): Evans
Gender(3): Female
Date of Birth(4): 14/11/1997
Phone(5): 041-7623901
Address(6): 15, Bridge Street
City(7): Hull
Postal Code(8): HU15 1SA
Marital Status(9): Single
Signature(10):
Driving License No.: 63201987345 (11)
Date: 28/12/2016 (12)
Nationality: ?
Toelichting:
1. Hier vul je je voornaam in.
2. Hier vul je je achternaam in.
3. Hier vul je je geslacht in: male / female.
4. Hier vul je je geboortedatum in.
5. Hier vul je je telefoonnummer in.
6. Hier vul je je straatnaam en huisnummer in.
7. Hier vul je je woonplaats in.
8. Hier vul je je postcode in.
9. Hier vul je je burgerlijke staat in.
10. Hier zet je je handtekening.
11. Hier zet je je rijbewijs nr. 
12. Hier zet je de datum.
14, ?

Slide 12 - Slide

Wat vul je in bij.
''Surname''?
A
First name
B
Maiden name
C
Last name
D
Nickname

Slide 13 - Quiz

What order do you use when filling in dates?
A
Month/year/day
B
Day/month/year
C
Year/day/month
D
Month/day/year

Slide 14 - Quiz

Some alternatives you might encounter
Zipcode/zip - postal code
Initials - First letter of your first & last name
M/F - Male or female
Admin. = Administration
Dept. = Department
ASAP =As soon as possible
Bk = Book
Corp. = Corporation
Misc. = Miscellaneous
Obj. = Object
Ref. = Reference
Subj. = Subject

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide