FA 1VHa les 14

1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

1VHa!

Slide 2 - Slide

Le programme
1. Quiz (voor lolly)

2. Woorden oefenen

3. volgende les: 0,1 SO A + B


                           
8 december: 
Proefwerk ch 2
(p. 52, 53, 54, 55)

Slide 3 - Slide

bienvenue
A
hoi
B
welkom
C
goed gedaan
D
goedendag

Slide 4 - Quiz

treize
A
drie
B
vijftien
C
dertien
D
acht

Slide 5 - Quiz

Hallo, hoe gaat het?
A
Salut, comment ca va?
B
Salut, comment ça va?
C
Salu, coment ça va?
D
Salu, comment cava?

Slide 6 - Quiz

Ja, ik heb een hond.
A
Oui, j'ai un lapin.
B
Oui, j'ai un chat.
C
Oui, j'ai un poisson.
D
Oui, j'ai un chien.

Slide 7 - Quiz

Heb jij een broer?
A
Tu es un frère?
B
Tu as un frère?
C
Tu es une frère?
D
Tu as une frère?

Slide 8 - Quiz

Ik heet Noah.
A
Je m'appelle Noah.
B
Je s'appelle Noah.
C
Je m'apelle Noah.
D
Je mappelle Noah.

Slide 9 - Quiz

Tu habites où?
A
Hoe heet je?
B
Hoe gaat het?
C
Waar woon jij?
D
Waar woont hij?

Slide 10 - Quiz

nous
A
ik
B
zij
C
u
D
wij

Slide 11 - Quiz

ils
A
hij
B
zij (mv)
C
zij (ev)
D
jullie

Slide 12 - Quiz

les chats
A
de kat
B
het konijn
C
de katten
D
de konijnen

Slide 13 - Quiz

De letter 's' achter een woord betekent: enkelvoud
A
waar
B
niet waar
C
soms

Slide 14 - Quiz

a. Le is mannelijk en meervoud
b. Le betekend de + het
A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 15 - Quiz

a. une is vrouwelijk enkelvoud
b. une betekent een
A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 16 - Quiz

a. l' hoort voor een woord dat begint met a/ e/ i/ u/ o/ h

b. l' is eigenlijk le of la (dus enkelvoud)
A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 17 - Quiz

a. les is alleen mannelijk meervoud
b. les betekent een


A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 18 - Quiz

a. grand = groot
b. la cousine = de nicht


A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 19 - Quiz

a. le pays = het land
b. le copain = de vriendin


A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 20 - Quiz

a. je suis = ik heb
b. j'ai = ik heb


A
a =waar b= niet waar
B
a = niet waar b= niet waar
C
a =waar b= waar
D
a =niet waar b= waar

Slide 21 - Quiz

Le programme
1. Quiz (voor lolly)

2. Woorden oefenen

3. volgende les: 0,1 SO A + B

8 december: 
Proefwerk ch 2
(p. 52, 53, 54, 55)

Slide 22 - Slide

Woorden oefenen

Oefeningen A+B maken/ nakijken

Klaar?

Oefeningen C+D maken/ nakijken
8 december: 
Proefwerk ch 2
(p. 52, 53, 54, 55)

Slide 23 - Slide