Zorgplan

• Verzorgende
• MBO
• Studiejaar 1

Even herhalen

Wat is methodisch werken?

1. Dat je werkt met een afvinklijst
2. Dat je werkt volgens vaste procedures

Het hebben van een zorgleefplan is verplicht voor een instelling

1. Juist
2. Onjuist

Wat is de vorm van een cyclisch proces?

1. vierkant
2. driehoek
3. cirkel
4. rechthoek

Cyclisch proces

Welk hulpmiddel gebruik je om een zorgprobleem te formuleren?

1. RUMBA
2. PES
3. SMART
4. SOAP

Uit de PES formule ontstaat een ...

1. Rapportage
2. Beginsituatie
3. Hulpvraag
4. Activiteitenplan

Waar staat de P voor bij de PES?

1. probleem
2. persoon
3. praktijk

Met welke formule formuleer je het doel?

1. STARR
2. STRAK
3. SMART
4. RUMBA

De S in SMART staat voor

1. Spectaculair
2. Specialistisch
3. Specifiek
4. Spannend

Specifiek:

Wat willen we bereiken?

Wie zijn erbij betrokken?

Waar gaan we het doen?

Wanneer gebeurt het?

Welke delen van de doelstelling zijn essentieel?

Waarom willen we dit doel bereiken?

Welke van onderstaande zinnen is een SMART-doel?

1. Help mij met de boodschappen
2. Ik wil zelfstandig boodschappen doen
3. Over 2 maanden koopt cliënt C zelfstandig haar boodschappen
4. Cliënt C koopt zelfstandig haar boodschappen

Waarvoor staat de R in de RUMBA

1. Resultaat
2. Relevant
3. Richtinggevend
4. Realistisch

RUMBA

Wat zijn de vier levensdomeinen

1. Lichamelijk welbevinden, geestelijk welbevinden, motorisch welbevinden, leefomgeving
2. Lichamelijk welbevinden, geestelijk welbevinden, gezondheid, psychisch welbevinden
3. Lichamelijk welbevinden, woon/leefsituatie, participatie, mentaal welbevinden
4. Gezondheid, lichamelijk welbevinden, participatie, mentaal welbevinden

Welk levensdomein?
Meneer zegt zich erg eenzaam te voelen.

1. Woon- en leef-omstandigheden
2. Participatie
3. Mentaal welbevinden en autonomie
4. Lichamelijk welbevinden

Welk levensdomein?
Mevrouw zegt dat ze haar urine niet op kan houden.

1. Woon- en leef-omstandigheden
2. Participatie
3. Mentaal welbevinden en autonomie
4. Lichamelijk welbevinden

Welk levensdomein?
Mevrouw is gestruikeld over het vloerkleed in haar woonkamer.

1. Woon- en leef-omstandigheden
2. Participatie
3. Mentaal welbevinden en autonomie
4. Lichamelijk welbevinden

Welk levensdomein?
Meneer heeft genoten van de kienmiddag in het buurthuis.

1. Woon- en leef-omstandigheden
2. Participatie
3. Mentaal welbevinden en autonomie
4. Lichamelijk welbevinden

Aan de slag...

                            Maak (een start) met de opdrachten uit

                             ThiemeMeulenhoff over het zorgplan n3