Self-test Unit 1 and 2

26. September





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with text slides.

Items in this lesson

26. September





Phone in the phonebag? Coat in the hallway? Books, notebook, Chromebook & a pen on your table? Awesome!

Slide 1 - Slide

26-09-2023
  • Grammar recap
  • Self - Test
  • Homework

Slide 2 - Slide

Who <> Which
Who
Gebruik je bij personen.

Voorbeeld: It was Madison who was so nice to me.
Which
Gebruik je bij dingen.

Voorbeeld: She finished the project which she had to do for English.

Slide 3 - Slide

Much <> Many
Much
Veel + ontelbaar
He didn't spend much time on his work.

Many
Veel + telbaar
They didn't visit many museums on holiday.

Slide 4 - Slide

Little <> Few
Little
weinig+ ontelbaar
I have too little money to buy a new phone.

Few
weinig + telbaar
Only few children like to do chores.


Slide 5 - Slide

Short answers
In korte antwoorden herhaal je het eerste werkwoord van de vraag.

Were your parents visiting your uncle? 

Yes, they were./ No, they weren't.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Past Simple
Je gebruikt de Past Simple als iets in het verleden is gebeurd en het belangrijk is wanneer het is gebeurd. 

In de zin staan vaak woorden als last night, in 2015, this morning.

Slide 8 - Slide

Past Simple
Regelmatig werkwoord: ww = -ed                                  
We played a game last night.    


Onregelmatig werkwoord: eigen vorm
You tore your new jeans yesterday.  

Let op! You didn't tear your jeans yesterday.  
              Did you tear your new jeans yesterday?
Let op!  We didn't play a game last night.                 Did we play a game last night?

Slide 9 - Slide

Past Continuous
Wanneer gebruik je Past Continuous?

Eigenlijk is het heel simpel, want er geldt maar 1 regel:
  • Je gebruikt de Past Continuous om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje duurde of een tijdje aan de gang was. 

  • Het verschil met de Past Simple is dus dat de Past Simple gaat om een moment, terwijl de Past Continuous gaat over een langere gebeurtenis


Slide 10 - Slide

Past Continuous
Hoe maak je die?

De regel is vrij eenvoudig:
  • Past Continuous = was / were + werkwoord+ing

  1. was hoort bij enkelvoud (I, he, she, it)
  2. were hoort bij meervoud en bij you (you, we, you, they)


Slide 11 - Slide

Past Continuous

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Present Perfect
  • Als je wilt zeggen dat iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer.
  • Als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nog steeds doorgaat. In de zin staat dan vaak een signaalwoord als: since, for of in

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Hoe maak je de Present Perfect?
Have/had + werkwoord + ed

I have discovered a secret.
She has discovered a secret.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Homework
What?
Self - Test Unit 1 + 2 via online method
Where?
Online method
When?
Wednesday, 8th hour
How?
All by yourself, this is a self - test! Work seriously.
Finished?
I'm going to check your scores. If low, I will delete the exercise and you can do them again.

Slide 18 - Slide