Grammatik C+E Kapitel 6

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 3

Grammatik C+E Kapitel 6

Kenmerken sterke werkwoorden:

- een klinkerverandering in de verleden tijd

 - het voltooid deelwoord eindigt op -en

lopen - liep -gelopen

Klinkerverandering sterke werkwoorden met a en e in de stam:

Alleen bij: du,er/sie/es 

a -> ä

korte e -> i 
lange e -> ie

Voorbeeld sterk ww met "a" in de stam

fahren       

Ich fahre

du fährst

er/sie/es fährt

wir fahren

ihr fahrt

sie/Sie fahren

Sterke werkwoorden met e in stam t.t.

	helfen	sehen	geben	nehmen
ich	helf - e	seh - e	geb - e	nehm - e
du	h i lf - st	s ie h - st	g i b- st	n imm - st
er/sie/es	h i lf - t	s ie h - t	g i b - t	n imm - t
wir	helf - en	seh - en	geb - en	nehm - en
ihr	helf - t	seh - t	geb - t	nehm - t
sie/Sie	helf - en	seh - en	geb - en	nehm - en
	geholfen	gesehen	gegeben	genommen

Er zijn geen regels zonder uitzonderingen:

gehen, stehen -> sterk, maar geen klinkerverandering

                                    (du gehst, er/sie/es geht, du stehst, er/sie/es steht)

nehmen, geben -> sterk, maar lange e wordt i

                                    (du nimmst, er/sie/es nimmt, du gibst, er/sie/es gibt)

Die Modalverben...     

Welke soorten werkwoorden heb je in het Duits?

• zwakke werkwoorden  ->  regelmatig (bijv. spielen, reden)
• sterke werkwoorden  ->  lopen- liep (bijv. fahren, lesen)
• onregelmatige werkwoorden, o.a.
   - haben, sein, werden
   - modale werkwoorden (bijv. müssen, mögen)
  

Wat zijn "Modalverben" of modale werkwoorden ?

> "Modalverben" zijn hulpwerkwoorden

> Ze geven een andere betekenis aan een werkwoord in de zin. 

Bijvoorbeeld:

Ik werk:  ik zal werken, ik moet werken, ik mag werken......
De betekenis van de zin verandert.

''Modalverben" zijn dus:

• Veel gebruikte hulpwerkwoorden met een eigen betekenis
• Krijgen een verandering van klank in enkelvoud
  
• Hebben bij ich en bij er sie es  géén uitgang
  

wissen	weten
dürfen	mogen, toestemming
können	kunnen
mögen	lusten, houden van
müssen	moeten, noodzakelijk
sollen	moeten(wil van een ander)
wollen	willen

Modale Verben:
houden van: Sie _____ gerne Pizza mit Oliven.

1. mögen
2. mag
3. möge

Modale Verben:
moeten: Ich______ dir von Frau Müller sagen, dass du eine gute Note hast.

1. soll
2. muss
3. solle
4. musse

Modale Verben:
kunnen: Du _______ schon sehr gut Briefe schreiben.

1. kannst
2. Könne
3. könnt

Modale Verben:
mogen: _________ ich am Samstag auf die Party gehen?

1. Dürf
2. Darf
3. Darfe