Werkwoordspelling H3 en H4

Planning deel 1
  • Nakijken huiswerk
  • Aantekeningen maken Spelling, werkwoorden, H3
  • Klassikaal opdracht 1 maken
  • Zelfstandig opdracht 2 maken 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning deel 1
  • Nakijken huiswerk
  • Aantekeningen maken Spelling, werkwoorden, H3
  • Klassikaal opdracht 1 maken
  • Zelfstandig opdracht 2 maken 

Slide 1 - Slide

Nakijken huiswerk
Pak (per tweetal/drietal/groepje) een nakijkboekje en kijk je huiswerk met een andere kleur na. Verbeter ook je eventuele fouten!

Klaar of geen nakijkboekje? 
Open Its'Learning, maak de linkjes van week 38.

Slide 2 - Slide

Aantekening maken
  1. Open de digitale methode van Nieuw Nederlands.
  2. Ga naar Hoofdstuk 3, Spelling, 'De verleden tijd van sterke werkwoorden' en bekijk daar het filmpje of lees de groene tekst.
  3. Maak voor jezelf een aantekening achter in je schrift die gaat over de persoonsvorm verleden tijd: sterke werkwoorden.

Slide 3 - Slide

We gaan nu in quiz-vorm opdracht 1 maken.

Zorg ervoor dat je de antwoorden ook online invult.

Slide 4 - Slide

1. Gisteren ... (rijden) de trein volgens schema; Quinta ... (komen) daardoor gelukkig op tijd voor de auditie.

Slide 5 - Open question

2. De journalist ... (houden) zich aan zijn afspraak: hij ... (brengen) een souvenir voor zijn tachtigjarige oma mee uit Zuid-Afrika.

Slide 6 - Open question

3. In Afrika ... (zien) wij iets unieks: een luipaard ... (verslinden) een leeuw.

Slide 7 - Open question

4. Tijdens zijn debuut in het eerste elftal ... (mogen) Yassine een penalty nemen; zijn team ... (winnen) daardoor de wedstrijd.

Slide 8 - Open question

5. De voetballers ... (eten) na de wedstrijd eerst samen een patatje in de kantine; daarna ... (vertrekken) ze pas naar de kleedkamer.

Slide 9 - Open question

6. De legendarische voetballer ... (geven) commentaar op de wedstrijd van het Nederlands elftal; zijn woorden ... (klinken) logisch.

Slide 10 - Open question

Aan de slag!
Maak nu zelfstandig opdracht 2 online. 

Slide 11 - Slide

Planning deel 2

  • Uitleg ww-spelling H4 (voltooid deelwoord)
  • Uitleg Gebiedende wijs
  • Opdrachten maken ww-spelling H4
  • Herhalen ww-spelling H1 t/m H3

Slide 12 - Slide

Wat betekent het woord 'voltooid'?

Slide 13 - Open question

Theorie: voltooid deelwoord
Voltooid deelwoord (vd): geeft aan dat een handeling is afgerond (=voltooid). 
Vorig jaar is Mehmet naar Turkije gevlogen

Spelling:
- eindigt op -en --> wij hebben heerlijke couscous gegeten.
- of eindigt op -d of -t. --> Guido heeft zaterdagavond geklaverjast. Marijke heeft haar konijn verwaarloosd



Slide 14 - Slide

Theorie: voltooid deelwoord
Hoe weet je of een voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  • Je kunt het woord 'langer maken'. Je hoort of je het woord met een -t of een -d moet schrijven. Voorbeeld: kamperen --> kampeerde --> gekampeerd 
  • Je gebruikt 'T eXKoFSCHiP / 'T eXFoKSCHaaP. 
       
- kamperen. Voor -en staat een -r. De -r zit niet in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord is       een -d --> gekampeerd
- klaverjassen. Voor -en staat een -s. De -s zit wel in 't KoFSCHiP. De laatste letter van het woord   
   is een -t --> geklaverjast

Slide 15 - Slide

Theorie: onvoltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord (od): geeft aan dat een handeling nog bezig is (=onvoltooid --> niet afgerond).
Vrolijk lachend stapten de kinderen uit de bus.


Spelling:
- hele werkwoord + d: juichen --> juichend 

Slide 16 - Slide

Gebiedende wijs
  • De gebiedende wijs wordt gebruikt om bevelen, aansporingen of verzoeken uit te drukken.
  • De gebiedende wijs bestaat uit de ik-vorm.

    Ga nu naar huis!
    Maak je huiswerk!


Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Maak nu online de opdrachten die bij deze paragraaf horen (hoofdstuk 4, spelling werkwoorden).

Klaar? Ga naar cambiumned.nl/oefenen/spelling/werkwoordspelling/

Slide 18 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
A
Hij onthoud
B
Hij onthoudt

Slide 19 - Quiz

Een zwak werkwoord...
A
verandert niet van klank in de verleden tijd.
B
verandert wel van klank in de verleden tijd.

Slide 20 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
A
Gisteren begeleiden zij de vrouw naar huis.
B
Gisteren begeleidden zij de vrouw naar huis gisteren.

Slide 21 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd
A
Vorig jaar verhuisden we naar de Reeshof.
B
Vorig jaar verhuisten we naar de Reeshof.

Slide 22 - Quiz

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken

Slide 23 - Quiz

Wat is het sterke werkwoord?
A
branden
B
rijden
C
lachen
D
poetsen

Slide 24 - Quiz

Wat zijn de sterke werkwoorden?
A
beloven, drijven, geven en handhaven
B
bijten, eten, rijden en weten
C
blozen, grazen, lezen en verliezen
D
krabben, finishen, piekeren en ritselen

Slide 25 - Quiz

Wat is het sterke werkwoord?
A
schilderen
B
roepen

Slide 26 - Quiz

Wat is GEEN zwak werkwoord?
A
voelen
B
praten
C
horen
D
ruiken

Slide 27 - Quiz

Wat is een zwak werkwoord?
A
slapen
B
meten
C
durven
D
schieten

Slide 28 - Quiz

Nakijken huiswerk
Pak (per tweetal/drietal) een nakijkboekje en kijk je huiswerk met een andere kleur na. Verbeter ook je eventuele fouten!

Klaar of geen nakijkboekje? Maak van hoofdstuk 3, spelling, werkwoorden: opdr. 2 (online).

Klaar? Open Its'Learning, maak de linkjes in week 38.

Slide 29 - Slide