H11.1 en 11.2

H 11 Kracht en Beweging
11.1 Voortstuwen en tegenwerken
11.2 Optrekken en afremmen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H 11 Kracht en Beweging
11.1 Voortstuwen en tegenwerken
11.2 Optrekken en afremmen

Slide 1 - Slide

11.1 Voortstuwen en tegenwerken
Op elke beweging werken twee krachten:

1 Voortstuwende krachten
2 Tegenwerkende krachten

Slide 2 - Slide

Voortstuwende kracht

Mechanische kracht
Spierkracht
Elektrische kracht
Wind mee
Zwaartekracht

Tegenwerkende krachten

Remkracht
Luchtweerstand/wrijving
Rolwrijving
(Wrijvingskrachten)
Zwaartekracht

Slide 3 - Slide

11.1 Nettokracht
Nettokracht is alle krachten bij elkaar, en wat er dan over blijft.
Nettokracht beïnvloed de snelheid.
Nettokracht = 0N = stilstaand of eenparige beweging.
Nettokracht is groter dan 0N, beweging is versneld.
(Ookwel: nettokracht is met de beweging mee)
Nettokracht is kleiner dan 0N, beweging is vertraagd.
(Ookwel: nettokracht is tegen de richting in)
Nettokracht optellen als zelfde kant op is, en aftrekken als het andere kant op is.

Slide 4 - Slide

Als de voortstuwende kracht groter is dan de tegenwerkende kracht is de beweging:
A
Versneld
B
Achteruit
C
Vertraagd
D
Constant

Slide 5 - Quiz

Als de voortstuwende kracht even groot is als alle tegenwerkende krachten beweegt een voorwerp:
A
Versneld
B
Vertraagd
C
Constant

Slide 6 - Quiz

Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening

Slide 7 - Quiz

Om een voorwerp te versnellen is een nettokracht nodig
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Als de krachten op een voorwerp evenwicht maken, is de nettokracht op het voorwerp 0 N
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Jan duwt met 350 N tegen een auto.
Klaas duwt in dezelfde richting met 195 N. Hoe groot is de nettokracht ?
A
154 N
B
545 N
C
155 N
D
0 N

Slide 10 - Quiz

11.2 Optrekken en afremmen
Een voorwerp heeft altijd traagheid.
Dat wil zeggen: een voorwerp versneld of vertraagd niet zomaar.
Als een voorwerp afgeremd wordt, is er remkracht nodig.
Hoe meer massa, hoe groter de traagheid.

Er is dus altijd een nettokracht tegen de richting in nodig (de remkracht) om een voorwerp af te remmen.

Slide 11 - Slide

Welk begrip hoort
bij deze afbeelding?
A
Vertraging
B
Weerstand
C
Traagheid
D
Arbeid

Slide 12 - Quiz

Welk begrip hoort
bij deze afbeelding?
A
Vertraging
B
Weerstand
C
Traagheid
D
Arbeid

Slide 13 - Quiz

Ik denk dat ik dit snap
😒🙁😐🙂😃

Slide 14 - Poll

Einde van dit lesuur
Ga nu 11.1 en 11.2 maken.

Slide 15 - Slide