Klas 2 week 5 les 2

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je leert woorden die te maken hebben met gezondheid, lichaam, sport en eten en over het gebruik van de mobiel in school
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 5
Voca & Phrases-clés B
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

1 / 14
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Bienvenu(e)s!

Lesdoelen (buts)

Je leert woorden die te maken hebben met gezondheid, lichaam, sport en eten en over het gebruik van de mobiel in school
Wat ga je doen?
Ga via Naslag naar
Arrêt Chapitre 5
Voca & Phrases-clés B
Frans-Nederlands
* Luister naar de uitspraak
* Noteer de woorden/zinnen F-N in je schrift 
* Oefen in blokjes van 5
* Zet een * voor woorden/zinnen die je nog niet kent en herhaal deze

Slide 1 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- weet ik wat ik kan/wil doen voor de voorbereiding toets leesvaardigheid
- weet ik hoe je in het Frans zegt
dat je ergens pijn hebt
- ken ik de Franse vertaling van een tiental lichaamsdelen








Doe de LessonUp zelfstandig/in eigen tempo

Slide 2 - Slide

Toetsvoorbereiding leesvaardigheid

Noteer in jouw agenda en/of Daltonplanner wat je nog moet/wilt herhalen/oefenen/leren/doen: zie toetsinformatie en studievaardigheden
Maak een leer-planning
Denk ook aan het herhalen van vocabulaire van vorige hoofdstukken en het (her)lezen van de teksten.




Slide 3 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
Noteer de woorden van de lichaamsdelen uit voca B in jouw persoonlijke woordenlijst (zie ook volgende slide)
Noteer de Franse woorden in je schrift en zet de Nederlandse vertaling erachter 
Maak een vouw in de bladzijde zodat je de woorden 
kunt bedekken en handig/snel kunt leren
Leer deze woorden F-N & N-F

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Als je ergens pijn hebt, zeg je
J'ai mal .... (au/à la/à l'/ aux) + lichaamsdeel
Ik heb buikpijn = j'ai mal au ventre
ik heb hoofdpijn = j'ai mal à la tête
ik heb oorpijn = j'ai mal à l'oreille
ik heb zere benen = j'ai mal aux jambes
Het is dus belangrijk is dat je weet of het een mannelijk (le), vrouwelijk (la) zelfstandig naamwoord is.

Slide 6 - Slide

avoir mal à + lidwoord (le, la, l', les)
J'ai mal à le nez.        J'ai mal au nez.        Ik heb pijn aan mijn neus.
J'ai mal à la tête.                                                Ik heb hoofdpijn.
J'ai mal à l'oreille.                                              Ik heb oorpijn.
J'ai mal à les dents. J'ai mal aux dents.  Ik heb tandpijn.


Slide 7 - Slide

Avoir mal à + lidwoord
à + le = au 
à + la = à la 
à + l' = à l'
à + les = aux 
 

Slide 8 - Slide

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ genou(m).
A
au
B
à le
C
à l'
D
aux

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ bras (mnl. enk).
A
au
B
à le
C
à les
D
aux

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste optie.
J'ai mal ___ dents (vrl.meerv).
A
au
B
à le
C
à les
D
aux

Slide 11 - Quiz

j'ai mal à la jambe
j'ai mal à la tête
j'ai mal au ventre/ j'ai mal au coeur
j'ai mal à l'oreille
j'ai mal au dos

Slide 12 - Drag question

PC C: Neem de zinnen goed door , leer deze uit je hoofd. Luister goed naar de uitspraak

Slide 13 - Slide

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak

In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 14 - Slide