Engels les 5 oefenen toets

Engels les 5 oefenen toets
Health - unit 5
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsBasisschoolGroep 7,8

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Engels les 5 oefenen toets
Health - unit 5

Slide 1 - Slide

Woorden uit les 1
a headache
to breathe
to hurt
to have a cold
flu
temperature
hospital
fever
a stomach ache
disease

Slide 2 - Slide

Wat betekent flu?
A
koorts
B
gips
C
griep
D
moe

Slide 3 - Quiz

Wat betekent to have a cold?
A
ziek zijn
B
hoesten
C
moe zijn
D
verkouden zijn

Slide 4 - Quiz

Wat betekent a stomach age?
A
hoofdpijn
B
ziek zijn
C
voetpijn
D
buikpijn

Slide 5 - Quiz

Wat betekent disease?
A
ziekte
B
ziekenhuis
C
moeheid
D
ademen

Slide 6 - Quiz

Wat betekent fever?
A
ziekte
B
moe
C
koorts
D
gezond

Slide 7 - Quiz

Grammatica: werkwoord to have
I have   -    I've
you have   -   you've
he / she has   -   he has / she has
we have   -   we've
you have   -   you've
they have   -   they've

Slide 8 - Slide

I
You
he/she
we
They
have
have
has
have
have

Slide 9 - Drag question

Woorden uit les 2
1. chickenpox 2. spots 3. plaster cast 4. the dentist
5. healthy

Slide 10 - Open question

twisted
mumps
a bandage
chest
lungs
tired
verdraaid
de bof
een verband
borst
longen
moe

Slide 11 - Drag question

Woorden uit les 3
lungs - longen
tired - moe
twisted - verdraaid
a bandage - een verband
mumps - de bof
chest - borst

Slide 12 - Slide

Grammatica: werkwoorden
I break my leg. My leg is broken. I have broken my leg.
I twist my shoulder. My shoulder is twisted. I have twisted my shoulder.
I hurt my head. My head hurts. I have hurt my head.

Slide 13 - Slide

Woorden uit les 4
injured
accident
operation
victim
skeleton 
to cough
to blow your nose
a fivo-car collision
bite wounds
to break a bone

Slide 14 - Slide

Wat betekent injured?
A
ziek
B
pijnlijk
C
gewond
D
verzorgd

Slide 15 - Quiz

Wat betekent accident?
A
ongeluk
B
slecht
C
ziekte
D
slachtoffer

Slide 16 - Quiz

Wat betekent victim?
A
ziekte
B
gewond
C
dader
D
slachtoffer

Slide 17 - Quiz

Wat betekent to blow your nose?
A
hoesten
B
je neus snuiten
C
uitzoeken
D
neus

Slide 18 - Quiz

Wat betekent a five-car collision?
A
kettingbotsing met vijf auto's
B
botsing
C
5 auto's
D
kettingbotsing

Slide 19 - Quiz

Wat betekent bite wounds?
A
bijten
B
ziekte
C
wonden
D
bijtwonden

Slide 20 - Quiz

Wat betekent to cough?
A
hoesten
B
snuiten
C
spugen
D
kijken

Slide 21 - Quiz