Taalverzorging aanwijzend en vragend voornaamwoord

DOEL

- je kunt aanwijzende voornaamwoorden herkennen

- je kunt vragende voornaamwoorden herkennen

WOORDSOORTEN
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

DOEL

- je kunt aanwijzende voornaamwoorden herkennen

- je kunt vragende voornaamwoorden herkennen

WOORDSOORTEN

Slide 1 - Slide

het

AANWIJZEND

voornaamwoord

Slide 2 - Slide

OPDRACHT

Bekijk het volgende filmpje.


Let goed op; 

tijdens het kijken worden er vragen gesteld.

Slide 3 - Slide

4

Slide 4 - Video

00:22
Wat doet een
aanwijzend voornaamwoord?
A
het wijst nooit iets of iemand aan
B
het wijst altijd iets of iemand aan
C
het wijst naar het noorden
D
het wijst naar een werkwoord

Slide 5 - Quiz

00:22
Waar staat het
aanwijzend voornaamwoord?
A
het staat altijd vóór datgene wat het aanwijst
B
het staat altijd achter datgene wat het aanwijst
C
het staat altijd vooraan in de zin
D
het staat altijd achteraan in de zin

Slide 6 - Quiz

00:52
Welk woord vervangt het aanwijzend voornaamwoord als het voor een zelfstandig naamwoord staat?
A
een lidwoord
B
een werkwoord
C
een bijvoeglijk naamwoord
D
een voorzetsel

Slide 7 - Quiz

01:14
Wat zijn geen
aanwijzende voornaamwoorden?
A
die, dat, deze, die
B
diegene, degene, datgene
C
zulk, zulke, zo'n
D
wie, wat, welke, waar

Slide 8 - Quiz

het

VRAGEND

voornaamwoord

Slide 9 - Slide

OPDRACHT

Bekijk het volgende filmpje.


Let goed op; 

tijdens het kijken worden er vragen gesteld.

Slide 10 - Slide

6

Slide 11 - Video

00:47
Waar verwijzen vragende voornaamwoorden altijd naar?

Slide 12 - Open question

01:05
Welke vragende voornaamwoorden verwijzen naar mensen?
A
wie - welke
B
welke - wat voor (een)
C
wat - welke
D
wie - wiens

Slide 13 - Quiz

01:05
Welke vragende voornaamwoorden verwijzen naar dingen?
A
wie - wiens
B
welke - wat voor (een)
C
wat - wie
D
wat voor (een) - wiens

Slide 14 - Quiz

02:41
Wat is geen
vragend voornaamwoord?
A
wie
B
wat
C
welke
D
hoe

Slide 15 - Quiz

02:41
Wat is geen
vragend voornaamwoord?
A
wat voor
B
wat voor een
C
waarom
D
welk

Slide 16 - Quiz

03:51
Welke uitspraak is waar?
A
Een vvnw staat altijd aan het begin van de zin.
B
Een vvnw staat meestal aan het begin van een zin, maar kan ook achteraan in de zin staan.
C
Een woord dat vooraan in een vraagzin staat, is altijd een vvnw.
D
Een vvnw staat meestal aan het begin van een zin, maar kan ook in het midden van een zin staan.

Slide 17 - Quiz

Schrijf één ding op wat je deze les hebt geleerd en niet meer vergeet.

Slide 18 - Open question

Stel één vraag over iets dat je nog niet zo goed
hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

GELEERD?

- je kunt aanwijzende voornaamwoorden herkennen

- je kunt vragende voornaamwoorden herkennen

WOORDSOORTEN

Slide 20 - Slide