H3 SO §3.1 en §3.2- Oorlog binnen en buiten Europa

SO §3.1 en § 3.2
Oorlog in Europa
Oorlog buiten Europa
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

SO §3.1 en § 3.2
Oorlog in Europa
Oorlog buiten Europa

Slide 1 - Slide

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: 'Overleg tussen staten'

Slide 2 - Open question

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: ' Overgeven'

Slide 3 - Open question

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: 'Toegeven aan eisen om de vrede te bewaren'

Slide 4 - Open question

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: 'Vijandelijke inval'

Slide 5 - Open question

Noteer het juiste begrip bij de volgende omschrijving: 'Snelle aanval'

Slide 6 - Open question

Noem twee oorzaken van de snelheid waarmee het Duitse leger grote delen van Europa veroverde.

Slide 7 - Open question

In de Tweede Wereldoorlog wilde Duitsland geen tweefrontenoorlog voeren zoals in de Eerste
Wereldoorlog. Leg uit of dat is gelukt.

Slide 8 - Open question

Geef aan met welke twee landen Duitsland een bondgenootschap sloot.

Slide 9 - Open question

Welk voordeel had Hitler van het niet-aanvalsverdrag met de Sovjet-unie?
A
Hitler kon West-Polen veroveren
B
Hitler riskeerde door Polen verslagen te worden
C
Hitler riskeerde een oorlog met Groot-Brittannië en Frankrijk
D
Hitler riskeerde geen oorlog met Japan

Slide 10 - Quiz

Welk land hoorde niet bij de Geallieerden?
A
Groot-Brittanië
B
Frankrijk
C
Italië
D
Verenigde Staten

Slide 11 - Quiz

Hitler had twee motieven om oorlog te voeren.

Maak dit duidelijk door uit te leggen waarom hij:
- landen in Oost-Europa veroverde
- landen in West-Europa veroverde

Slide 12 - Open question

Welk jaartal hoort bij 'De Duitse blitzkrieg in de Sovjet-Unie begint'
A
1941
B
1942
C
1943
D
1944

Slide 13 - Quiz

Welk jaartal hoort bij 'De Geallieerde invasie begon in West-Europa'
A
1941
B
1942
C
1943
D
1944

Slide 14 - Quiz

➤Combineer de onderstaande zinnen met het juiste land, door ze naar de vlaggen op de kaart te slepen.






Land dat werd veroverd tijdens de Blitzkrieg van mei 1940.
Dit land is nooit door de Duitsers veroverd. Dat kwam onder andere doordat de piloten van dit land zo dapper vochten.
De aanval op dit land werd door Duitsland Operatie Barbarossa genoemd.
Hier vielen de geallieerden op 6 juni 1944 aan.

Slide 15 - Drag question

Lees de bron en de vier zinnen (A-D).
Welke conclusies kun je trekken uit de bron?

Noteer de letters van de twee juiste antwoorden.


A
Hitler vond dat het Duitse volk moest groeien in aantal.
B
Hitler wilde voorkomen dat andere landen Duitsland zouden gaan overheersen.
C
Volgens Hitler moesten de nazi’s breken met bestaande normen en waarden.
D
Voor Hitler waren alle middelen toegestaan om zijn doel te bereiken.

Slide 16 - Quiz

Geef aan wat gezien kan worden als het militaire keerpunt in de oorlog in Europa.

Slide 17 - Open question

Welk begrip past bij de bron?
A
Blitzkrieg
B
D-day
C
Operatie Barbarossa
D
Slag om Stalingrad

Slide 18 - Quiz

Wat of wie herdenken wij op 4 mei??

A
Alle oorlogsslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien
B
Het begin van de Tweede Wereldoorlog
C
Het einde van de Tweede Wereldoorlog
D
De Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en oorlogssituaties en vredesmissies nadien

Slide 19 - Quiz


Duitsland heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog veel landen aangevallen, waaronder Frankrijk, Polen en de Sovjetunie.

➤In welke volgorde werden deze landen door Duitsland aangevallen?




A
Frankrijk –> Polen –> Sovjetunie
B
Frankrijk – >Sovjetunie –> Polen
C
Polen –> Frankrijk –> Sovjetunie
D
Polen –> Sovjetunie –> Frankrijk

Slide 20 - Quiz


Veel historici zien de afloop van de Eerste Wereldoorlog als een oorzaak van de Tweede Wereldoorlog.

➤Welk argument hoort bij deze mening?






A
De Sovjet-Unie sloot een niet-aanvalsverdrag met Duitsland.
B
Duitsland was ontevreden over het Verdrag van Versailles.
C
Frankrijk wilde het verloren grondgebied terug hebben.
D
Groot-Brittannië vond dat Duitsland niet hard genoeg was aangepakt.

Slide 21 - Quiz



De kaarten laten verschillende troepenbewegingen zien tijdens de Tweede Wereldoorlog.

➤Wat is de juiste volgorde?







A
Eerst 2, dan 3, vervolgens 1 en ten slotte 4.
B
Eerst 2, dan 4, vervolgens 3 en ten slotte 1.
C
Eerst 1, dan 2, vervolgens 3 en ten slotte 4.
D
Eerst 4, dan 2, vervolgens 1 en ten slotte 3.

Slide 22 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een foto met bijschrift van de intocht van Adolf Hitler in een Tsjechisch stadje.

Over welk onderwerp geeft de bron bruikbare informatie?
A
blitzkrieg
B
Heim ins Reich
C
operatie Barbarossa
D
lebensraum

Slide 23 - Quiz

Bekijk de bron.

Welk land wordt bedoeld met bericht 1?

En welk bondgenootschap wordt bedoeld met bericht 2?
A
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: As-mogendheden
B
Bericht 1: Duitsland, Bericht 2: Geallieerden
C
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden
D
Bericht 1: Japan, Bericht 2: Geallieerden

Slide 24 - Quiz

Na de mobilisatie kreeg de vader te maken met Japanse soldaten.

Op welke kaart staat de aanval van de Japanners waar de vader direct mee te maken kreeg?
A
op geen van de kaarten
B
op kaart 1
C
op kaart 2
D
op kaart 1 en 2

Slide 25 - Quiz

Wie heeft de opdracht gegeven om deze poster te laten maken?

En tegen welk bondgenootschap is de poster gericht?
A
de Duitse bezetter, tegen de As-mogendheden
B
de Duitse bezetter, tegen de Geallieerden
C
het Nederlandse verzet, tegen de As-mogendheden
D
het Nederlandse verzet, tegen de Geallieerden

Slide 26 - Quiz

In de bron wordt een begrip beschreven dat past bij de nationaalsocialistische politiek van Duitsland.

Noem dit begrip:

Slide 27 - Open question

Waar en in welke periode werd dit bankbiljet als wettig betaalmiddel gebruikt?
A
in Indonesië in de periode 1942-1945
B
in Japan in de periode 1942-1945
C
in Nederland in de periode 1942-1945
D
in Japan in de periode 1946-1949

Slide 28 - Quiz

Op de foto zie je 'Little Boy' een atoombom die op de Japanse stad Hiroshima is gegooid.

De president van de Verenigde Staten besloot tijdens de Tweede Wereldoorlog atoombommen in te zetten tegen Japan.

Welk argument had de president voor de inzet van de atoombommen?
A
De Amerikanen dachten dat bij de verovering van Japan veel van hun soldaten zouden sneuvelen.
B
De As-mogendheden hadden een bondgenootschap gesloten met de Sovjet-Unie
C
De Geallieerden wilden voorkomen dat de Sovjet-Unie een atoombom zou inzetten.
D
Japan weigerde zich over te geven aan de As-mogendheden.

Slide 29 - Quiz

Deze opdracht gaat over een historische bron: een Amerikaanse poster uit 1942.

Welke boodschap had de poster in de bron voor de gewone Amerikaanse burger?

A
De Japanse keizer Hirohito is net zo'n onbetrouwbare schurk als de Duitse leider Hitler en de Russische dictator Stalin.
B
Laat iedereen zich inzetten om de productie van onze industrie op te voeren, want alleen zo kunnen we de vijand verslaan.
C
Wees voorzichtig met wat je zegt, want de spionnen van de As-mogendheden houden ons Amerikanen voortdurend in de gaten.
D
Geen van de genoemde boodschappen is juist.

Slide 30 - Quiz

Vergelijk de bezetting van Nederland en de bezetting van Indonesië tijdens de Tweede Wereldoorlog door een verschil en een overeenkomst te beschrijven.

Slide 31 - Open question

Op de volgende dia staat een sleepvraag. Zet de gebeurtenissen op de juiste volgorde.
Begin bovenaan met de gebeurtenis die het eerst plaatsvond.

Slide 32 - Slide

VS gooien atoombom op Nagasaki
VS verklaren Japan de oorlog
Japan begint met veroveren delen van China
Japan capituleert
Japan valt Pearl Harbor aan
Japan verovert Indonesië

Slide 33 - Drag question


Bekijk de vier bronnen.
➤ Geef voor iedere bron aan welke gebeurtenis uit 
de Tweede Wereldoorlog afgebeeld wordt. 
doe het zo:
A=...
B=...
C=...
D=...





Slide 34 - Open question

Bonusvraag:
'Massale moord op joden tijdens de Tweede Wereldoorlog'

Welk begrip (woord) hoor bij bovenstaande omschrijving?

Slide 35 - Open question