Maak samen een Frans gesprek over
La santé:
Eerst even opnieuw "kennismaken"
A1. Hoe heet je?
B1. Ik heet....
A2. Hoe oud ben je?
B2. Ik ben ... jaar (in het Frans met het werkwoord hebben!!!)
A3. Waar woon je?
B3. Ik woon in (à) ....
(Alles in het Frans!)
A4. Heb je broers en/of zussen?
B4. Ja, ik heb ..... /Nee, ik ben enig kind
A5. Tu es en bonne santé (gezond)?
B5. Oui, je ....... /Non, ......
A6. Tu fais du sport?
B6. Oui, je fais du/de la.....
A7. Tu dors bien (slaap je goed)?
B7. Oui, je.... /Non, je ....
A8. Tu manges beaucoup de légumes et de fruits (groente en fruit)?
B8. Oui, je...../ Non, je ....
(Alles in het Frans!)