Du_2A Na Klar Kapitel 2 (Hamburg) - Oefentoets Grammatica

2Atheneum/ Gymnasium  
oefentoets Kapitel 2 Grammatica
Kapitel: Hamburg
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

2Atheneum/ Gymnasium  
oefentoets Kapitel 2 Grammatica
Kapitel: Hamburg

Slide 1 - Slide

Hoe goed snap je de grammatica al van Kapitel 2?
A
Goed!
B
Het meeste snap ik al!
C
Ik moet nog oefenen!
D
Ik snap er niks van!

Slide 2 - Quiz

Noem de 9 persoonlijke
voornaamwoorden
in het Duits

Slide 3 - Mind map

Vertaal:
(Ik) gehe in die Schule.

Slide 4 - Open question

Vertaal:
Wohnt (jullie) in einem Dorf?

Slide 5 - Open question

Vertaal:
(Hij) spielt Gitarre.

Slide 6 - Open question

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
habst
haben
habt
habet
hat

Slide 7 - Drag question

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
sein
sein

Slide 8 - Drag question

Wat is de stam van het werkwoord
MACHEN

Slide 9 - Open question

Met welk ezelsbruggetje kun je een regelmatig werkwoord in het Duits vervoegen?

Slide 10 - Open question

Vul de juiste vervoegingen van het regelmatige werkwoord WOHNEN in
Begin met Ich ..., daarna du... enz

Slide 11 - Open question

Wat gaat anders bij een werkwoord met stam eindigend op -t of -d
A
ich krijgt geen -e
B
du krijgt geen (extra) -t
C
er/sie/es krijgen een -e tussen de uitgang van de stam en de -t
D
wir krijgt geen -en

Slide 12 - Quiz

Wat gaat anders bij een werkwoord met s-klank (zoals heißen)?
A
ich krijgt geen -e
B
du krijgt geen (extra) -s
C
er/sie/es krijgen een extra -t
D
wir krijgt geen -en

Slide 13 - Quiz

Peter (wohnen) .... in Hamburg
A
wohne
B
wohn
C
wohnt
D
wohnet

Slide 14 - Quiz

Anna und Hans (sein)... beste Freunde
A
ist
B
sind
C
sein
D
seid

Slide 15 - Quiz

Ihr (spielen).... Fußball
A
spielet
B
spielen
C
spiele
D
spielt

Slide 16 - Quiz

Meine Mutter (haben) ... Kuchen gebacken
A
habe
B
hat
C
hast
D
habt

Slide 17 - Quiz

Bastian (reden).... immer so viel!
A
redet
B
redt
C
redetet
D
rede

Slide 18 - Quiz

Sie (heißen) ... Lisa.
A
heisßt
B
heißst
C
heiße
D
heißt

Slide 19 - Quiz

Die Mädchen (machen) ... immer ihre Hausaufgaben
A
machen
B
macht
C
machte
D
mache

Slide 20 - Quiz

Du (tanzen)... in der Disko
A
tanzet
B
tanzt
C
tanst
D
tanzen

Slide 21 - Quiz

mijn
jouw, je
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw
mein
dein
sein
ihr
unser
euer
ihr
Ihr

Slide 22 - Drag question

Hoe goed ging deze oefentoets?
A
Super goed
B
Wel oké
C
Mwah...
D
Totaal bagger

Slide 23 - Quiz

Waar heb je nog hulp bij nodig?

Slide 24 - Open question