This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lesplanning
Herhaling werkwoordspelling
Opdracht werkwoordspelling
In groepjes de opdracht recensie bespreken.
Slide 1 - Slide
Herkansing periode 1
Uiterlijke inleverdatum = 16 december
Ga je Zakelijke communicatie herkansen, dan maak je alle opdrachten van periode 1 die je niet hebt gemaakt
Je levert de opdrachten in in Class Notebook
Weet je niet waar je de opdrachten kan vinden of heb je vragen, laat het mij dan weten!
Slide 2 - Slide
Werkwoord
Om te bepalen hoe je een werkwoord in de zin schrijft, moet je eerst weten wat de persoonsvorm in de zin is.
Slide 3 - Slide
Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
Slide 4 - Slide
Drie manieren
1. Maak de zin vragend. De persoonsvorm komt vooraan te staan. Ik loop naar school. Loopik naar school?
2. Zet de zin in een andere tijd. De persoonsvorm verandert van tijd. Ik loop naar school. Ik liep naar school.
3. Maak van ev, mv of andersom. De persoonsvorm verandert
Ik loop naar school. Wij lopen naar school
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
t.t.: vervang het woord door 'lopen'
Worden
Ik word opgebeld (vervangen door loop)
Hij wordt opgebeld (vervangen door loopt)
wij worden opgebeld (vervangen door lopen)
Slide 7 - Slide
Stefan ..... (bieden) haar geen kans
A
bied
B
biedt
Slide 8 - Quiz
Ik ..... (worden) daar heel blij van
A
word
B
wordt
Slide 9 - Quiz
v.t.: ga uit van de stam!
Besteden (stam = besteed)
Ik besteeddeer geen tijd aan
Hij besteeddeer geen tijd aan
Wij besteedden er geen tijd aan
Dus: stam + de/te
Slide 10 - Slide
doden VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden
Slide 11 - Quiz
VT- Ik .... (rennen) naar haar toe.
A
rendde
B
rende
Slide 12 - Quiz
Opdracht
Check je werkwoordspelling van de antwoorden die je gegeven hebt bij de opdracht van de recensie. Gebruik hierbij het schema. Maak de woorden die je aanpast geel