Signaalwoorden en tekstindeling 2

Tekstverbanden
verbanden tussen zinnen / alinea's
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Tekstverbanden
verbanden tussen zinnen / alinea's

Slide 1 - Slide

Theorie
Een tekst bestaat uit verschillende alinea's. Die vormen samen weer een geheel, ze staan dus niet zomaar bij elkaar. Dat alles bij elkaar hoort, wordt gevormd door verbanden. Deze verbanden breien de alinea's aan elkaar. Hiervoor heb je verbindingswoorden nodig: ook wel signaalwoorden genoemd.

Slide 2 - Slide

Soorten verbanden
Er zijn verschillende soorten tekstverbanden:

- tijdsvolgorde (chronologisch)
- opsommend
- tegenstellend

Slide 3 - Slide

Chronologisch
= volgorde van tijd

Slide 4 - Slide

Tijdsvolgorde - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 5 - Slide

Tijdsvolgorde - voorbeeld
Als je met de Thalys van Amsterdam naar Parijs reist, maak je drie tussenstops: eerst in Rotterdam, dan in Antwerpen en vervolgens in Brussel.

Slide 6 - Slide

Signaalwoorden:

voordat, nadat, eerst,

daarna, vroeger, toen, later etc.

Slide 7 - Slide

Opsommend

Slide 8 - Slide

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 9 - Slide

opsomming- voorbeeld
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk een spannend boek te lezen.

Slide 10 - Slide

Signaalwoorden:


ook, verder, bovendien, en, maar ook, ten eerste, als laatste etc.

Slide 11 - Slide

TIP: Je kan er "punten" van maken


In haar vrije tijd doet zij:

- sport

- televisiekijken

- boeken lezen

Slide 12 - Slide

Tegenstelling

Slide 13 - Slide

tegenstelling - voorbeeld
Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 14 - Slide

tegenstelling - voorbeeld
Het zou vandaag mooi weer worden, maar het regent pijpenstelen.

Slide 15 - Slide

Signaalwoorden:

maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds-anderzijds etc.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Even oefenen

Slide 18 - Slide

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming

Slide 19 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Eerst ga je naar de kapper en vervolgens ga je nieuwe schoenen kopen.
A
Tijdsvolgorde
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 20 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Het zou vandaag pijpenstelen regenen, maar de zon schijnt gewoon.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming

Slide 21 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje, een appeltaart, een glas drinken en een pizza.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming

Slide 22 - Quiz

Welk verband herken je in de volgende zin?

Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je je kaart en vervolgens kun je inchecken.
A
Tegenstelling
B
Tijdsvolgorde
C
Opsomming

Slide 23 - Quiz

Tekstindeling
In een goed geschreven tekst staat de informatie op een logische volgorde.

Er zijn twee mogelijke opbouwen:
1. tweedeling: de tekst bestaat uit een inleiding en een kern.
2. driedeling: de tekst bestaat uit een inleiding, kern en een slot.

Slide 24 - Slide