What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
rekenen
je gaat 6 minuten in sti
les
Telefoons opbergen
Kaugom in de prullebak
Boek, pen, rekenmachine en schrift op tafel
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
This lesson contains
23 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
je gaat 6 minuten in sti
les
Telefoons opbergen
Kaugom in de prullebak
Boek, pen, rekenmachine en schrift op tafel
Slide 1 - Slide
je gaat 6 minuten in sti
Deze les?
nakijken rekentrainer
starten Hoofdstuk 2
je gaat 12 minuten in stilte werken
daarna kun je zachtjes met elkaar overleggen
we sluiten de les af met een klein testje over H1
Slide 2 - Slide
1)
2)
12%
0,12
6%
0,06
23,5%
0,235
2,4%
0,024
0,2%
0,002
0,21
€ 33,60
0,041
€ 10,25
0,165
€ 51,15
0,76,2
€ 49,53
0,002
€ 0,44
Met
procenten
een
getal
berekenen
Slide 3 - Slide
3)
4a)
32,25/215 x 100 = 15%
b)
186,15/2190 x 100 = 8,5%
5)
jaarinkomen: 1.820x12 = € 21.840,-
1747,20/21840 x 100 = 7,9%
15/250 x 100
6%
6,3/180 x 100
3,5%
100/160 x 100
62,5%
Een
percentage
berekenen
Slide 4 - Slide
6)
7a)
35 × 0,6 = € 21
b)
9,60 × 1,05 = € 10,08
c)
371000 × 1,013 = 375.823 werklozen
d)
13300 × 98,6 = 13.114 inwoners
+12%
1,12
-10%
0,9
+ 3,5%
1,035
-12,5%
0,875
Stijging
of
daling
met een
groeifactor
Slide 5 - Slide
8a)
184 – 160 = 24
b)
24 ÷ 160 × 100 = 15,0%
9a)
212 – 80 = € 132
b)
132 ÷ 80 × 100 = 165,0% meer.
10)
(2250–1800) ÷1800 ×100 = 25,0% meer.
11)
(98000–432000) ÷432.000 ×100 = -77,3%
de winst is dus met 77,3% gedaald.
Stijging
of
daling
in
procenten
Slide 6 - Slide
12)
13)
2005
85,8
2005
94,2
2010
100
2015
108,9
2020
113,2
Met
indexcijfers
rekenen
2015
€ 2.312,80
118
2017
€ 2.489,20
127
2019
€ 2.646,00
135
2021
€ 2.744,00
140
Slide 7 - Slide
14a)
b)
Het cpi is 10.143,0 ÷ 100 = 101,43
c)
De prijsstijging is 101,43 – 100 = 1,43%
A
1.122,0
B
934,2
C
2.135,7
D
3.283,5
E
2.667,6
10.143,0
Cpi
berekenen
Slide 8 - Slide
15a)
102,3 × 14 = 1.432,2
101,6 × 7 = 711,2
103,8 × 27 = 2.802,6
99,1 × 20 = 1.982,0
102,0 × 32 = 3.264,0 +
10.192,0
Totaal van de wegingsfactoren is: 14 + 7 + 27 + 20 + 32 = 100 Het cpi is 10.192,0 ÷ 100 = 101,92
b)
De prijsstijgingen zijn 101,92 – 100 = 1,92%
b)
Het cpi is 10.143,0 ÷ 100 = 101,43
c)
De prijsstijging is 101,43 – 100 = 1,43%
Cpi
berekenen
Slide 9 - Slide
16)
4,25% – 1,9% = 2,35%
17a)
(2194 – 2120) ÷ 2120 × 100% = 3,5%
b)
3,5% – 1,6% = 1,9%
18a)
(8,36 – 8) ÷ 8 × 100% = 4,5%
b)
4,5 – 4,5 = 0%
Reële
stijging
of
daling
Slide 10 - Slide
Geld genoeg?
Slide 11 - Slide
Giraal geld
Chartaal geld
Directe ruil
Indirecte ruil
LENEN = krediet
rente
kredietkosten
aflossen
SPAREN
rente
SALDO
Slide 12 - Slide
Wat nu?
Begin aan de opdrachten op blz 41
De eerste 12 minuten werk je in stilte
timer
12:00
Ben je klaar:
doornemen §2.1
maken de opdrachten
Slide 13 - Slide
Opdracht 1
Voorbeelden van directe ruil:
je ruilt een appel voor een ei
voor een boek krijg je een game terug
Zonder geld te gebruiken = directe ruil!
Slide 14 - Slide
Opdracht 2 + 3
Chartaal geld:
geld dat bestaat uit bankbiljetten en munten
Op de foto's zie je elektronisch betalen (of giraal)
Slide 15 - Slide
Opdracht 4
Creditsaldo => dus een tegoed
135,50 - 349 - 34,30 + 142 = - €105,80 hij staat nu rood dus een debetsaldo
Slide 16 - Slide
Opdracht 5
Het nadeel van een debetsaldo is dat je teveel geld hebt uitgegeven. Dit moet je terugbetalen, maar ook betaal je extra rente voor dit lenen.
Slide 17 - Slide
Opdracht 6
Rente na een jaar: 1,3% van 4500
4500 / 100 x 1,3 = € 58,50
Na vier maanden is dit 58,50 / 12 x 4 =
€ 19,50
Slide 18 - Slide
Opdracht 7
Rente na drie maanden € 4,60
Rente na één jaar 4,60 / 3 x 12 = € 18,40
Spaarbedrag was € 1.150,-
Rentepercentage is dan 18,40 / 1150 x 100 = 1,6%
Slide 19 - Slide
Opdracht 8
Geld lenen kost geld: je betaalt de rente extra
Waarom wordt er dan toch geleend:
mensen kunnen anders bepaalde zaken niet kopen
mensen willen niet eerst sparen
Slide 20 - Slide
Opdracht 9
Een lening betaal je terug in een aantal termijnen.
Daarvan is een deel bestemd voor het
aflossen
van het geleende bedrag. Als vergoeding voor het lenen betaal je ook
rente
.
Slide 21 - Slide
Opdracht 10
Je betaalt 36 x 52,60 = € 1.893,60
De kredietkosten zijn dan 1893,60 - 1600 = € 293,60
293,60 / 1600 x 100 = 18,35%
Slide 22 - Slide
Opdracht 11
Bij 12 maanden zijn de kredietkosten:
12 x 1291 = 15492 - 15000 = € 492,-
Bij 36 maanden zijn de kredietkosten:
36 x 456 = 16416 - 15000 = € 1.416,-
Slide 23 - Slide
More lessons like this
nakijken 1.3 + 1.4
September 2024
- Lesson with
24 slides
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
3.3 Geld lenen kost geld!
September 2018
- Lesson with
30 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
1.4 Het boodschappenmandje van het CBS
August 2018
- Lesson with
42 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
2.3 Lenen is betalen!
August 2018
- Lesson with
34 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
2.3 Lenen is betalen!
August 2018
- Lesson with
35 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
Eieren voor je geld
3.3 Geld lenen kost geld
October 2018
- Lesson with
31 slides
by
Eieren voor je geld
Economie
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Eieren voor je geld
Lenen
January 2019
- Lesson with
23 slides
by
Economics
Economie
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3,4
economie voor vmbo
leerjaar 4 Economie hst 2. les 2
September 2022
- Lesson with
13 slides
Economie
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4