Herfstquiz

Herfstquiz
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herfstquiz

Slide 1 - Slide


Op welke dag valt Halloween?
A
28 oktober
B
29 oktober
C
30 oktober
D
31 oktober

Slide 2 - Quiz


Wanneer werd de naam Halloween voor het eerst gebruikt?
A
In de 16e eeuw in Amerika
B
In de 16e eeuw in Ierland
C
In de 16e eeuw in Schotland
D
In de 16e eeuw in Wales

Slide 3 - Quiz

Als het in Nederland herfst is, dan is het in Chili ... ?
A
Zomer
B
Winter
C
Herfst
D
Lente

Slide 4 - Quiz

Hoe heet deze herfstvrucht?
A
Dennenappel
B
Kastanje
C
Beukennoot
D
Eikel

Slide 5 - Quiz

Wat zijn voornamelijk de herfstkleuren?
A
rood, groen, oranje
B
rood, geel, bruin
C
geel, oranje, rood
D
bruin, paars, rood

Slide 6 - Quiz


Met de wintertijd:
A
wordt de klok een uur achteruit gezet
B
wordt de klok een uur vooruit gezet
C
verandert de tijd niet
D
wordt de klok gereset

Slide 7 - Quiz

Welk feest wordt er jaarlijks in Amerika en Canada op de 4e donderdag in november gevierd?
A
Halloween
B
Thanksgiving
C
Independence Day
D
Presidents Day

Slide 8 - Quiz

Wat wordt er oorspronkelijk met Thanksgiving gevierd?
A
De oogst
B
Dat God met de mens is
C
Dat de kalkoen lekker is
D
De dankbaarheid voor elkaar

Slide 9 - Quiz

Wat betekent dit Oekraïnse woord in het Nederlands: гарбуз
A
Pompoen
B
Herfst
C
Boswandeling
D
Paddenstoel

Slide 10 - Quiz

Wat is een synoniem voor het woord 'kalebas'?
A
Seizoen
B
Pompoen
C
Holle boom
D
Bladeren

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Hoe noem je de afbeelding die je op de vorige slide zag?

Slide 13 - Open question