This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Herhalen
Thema 6: Waarneming, regeling en gedrag
Slide 1 - Slide
B1: De huid voorkomt uitdroging. De huid blijft soepel door _____
A
Zweet
B
Vocht
C
Talg
Slide 2 - Quiz
Wat voor effect heeft prikkelsterkte op de impulsfrequentie?
A
Bij een sterke prikkel is de impulsfrequentie hoog
B
Bij een sterke prikkel is de impulsfrequentie laag
C
Bij een zwakke prikkel is de impulsfrequentie hoog
Slide 3 - Quiz
Dit vangen de zintuigcellen in je zintuigen op
A
Impulsen
B
Zenuwen
C
Prikkels
D
Licht
Slide 4 - Quiz
juist
onjuist
Er bestaan vele verschillende typen impulsen, maar prikkels zijn allemaal gelijk.
De drempelwaarde voor een zintuig is altijd dezelfde
Een zachter geluid leidt tot een hogere impulsfrequentie in de gehoorzenuwen dan een harder geluid
Licht is voor het gezichtszintuig een adequate prikkel.
Slide 5 - Drag question
Definitie
Begrip
Onderdelen in zintuigen die reageren op een bepaalde prikkel zoals licht, temperatuur, druk, pijn
De prikkel waarvoor de zintuigcel speciaal gevoelig is
Zintuigcellen ontvangen langer dezelfde prikkels, dus ontstaan minder impulsen
Prikkels vanuit het inwendige milieu
Prikkels vanuit de omgeving
De waarde die bepaald of een prikkel sterk genoeg is om een impuls te maken in een zintuigcel.
Begrippen
Drempelwaarde
Gewenning
Adequate prikkel
Zintuigcellen
Interne prikkel
Externe prikkel
Slide 6 - Drag question
Adam neemt een tatoeage. In welke laag van de huid moet de tatoeage aangebracht worden om te blijven zitten?
A
In de hoornlaag
B
In de kiemlaag
C
In de lederhuid
D
In het onderhuidse bindweefsel
Slide 7 - Quiz
Bij welk nummer worden lichtprikkels omgezet in impulsen?
A
9
B
8
C
7
D
2
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurt er met je oog wanneer je van het licht in de schemer komt. Geef 2 antwoorden.
A
De lengtespiertjes in je oog trekken samen.
B
De kringspier in je oog trekt samen.
C
Door de pupilreflex worden je pupillen groter.
D
Door de pupilreflex worden je pupillen kleiner.
Slide 9 - Quiz
Met welke zintuigcel zie je kleuren? En waar liggen deze zintuigcellen?
A
Kegeltjes - In het hoornvlies
B
Kegeltjes - In het netvlies
C
Staafjes - In het hoornvlies
D
Staafjes - In het netvlies
Slide 10 - Quiz
Staafjes
Kegeltjes
Kleuren waarnemen
Lage drempelwaarde
Contrasten waarnemen
Hoge drempelwaarde
Vooral te vinden in en rond de gele vlek
Te vinden over het hele netvlies, behalve de gele vlek
Slide 11 - Drag question
Zet de juiste kenmerken bij de juiste receptorcel.
Staafjes
Kegeltjes
Om de gele vlek
In de gele vlek
Hoge drempelwaarde
Lage drempelwaarde
Scherp zicht, kleur
Contrast, grijstinten
Slide 12 - Drag question
In welke volgorde gaat licht door het oog, voordat het op het netvlies valt?
1
2
3
4
5
Glasachtig lichaam
Hoornvlies
Ooglens
Pupil
Netvlies
Slide 13 - Drag question
In welke situatie trekken de kringspieren in je oog samen?
A
Als je een donkere ruimte in komt lopen.
B
Als je in de zon zit en een boek aan het lezen bent.
C
Als je tegen de zon in probeert te kijken.
D
Als iemand een bal naar je hoofd gooit.
Slide 14 - Quiz
Brahim beweert: “Als gevolg van een netvliesloslating kan de lens niet meer accommoderen.” Coby beweert: “Als gevolg van een netvliesloslating kunnen lichtprikkels niet meer goed omgezet worden in impulsen.” Wie heeft gelijk??
A
Geen van beiden
B
Alleen Brahim heeft gelijk
C
Alleen Coby heeft gelijk
D
Ze hebben allebei gelijk
Slide 15 - Quiz
Harde oogvlies
Netvlies
Vaatvlies
Vangt lichtprikkels op
beschermt alles wat binnenin het oog zit
Hierin zitten de bloedvaatjes die stoffen vervoeren die het oog nodig heeft
Q
R
S
Slide 16 - Drag question
Wat is gewenning?
A
Het wennen aan signalen door vaak blootstellen
B
het registreren van een signaal
Slide 17 - Quiz
Wat is de prikkel voor het reukzintuig?
A
Smaak
B
Geurstoffen
C
Impulsen
D
Receptoren
Slide 18 - Quiz
Wat is een adequate prikkel?
Een adequate prikkel:
A
Invloed van buitenaf voor een bepaald zintuig
B
Hetzelfde als een impuls
C
Een signaal van zintuig naar hersenen
D
Meerdere prikkels bij elkaar
Slide 19 - Quiz
Bloedvat
Talgklier
Pijnpunt
Zweetklier
Drukzintuig
Zenuw
Vet
Tastzintuig
Slide 20 - Drag question
Wat is de functie van de reukzintuig?
A
Lucht wordt gekeurd
B
Stofdeeltjes en ziekteverwekkers blijven hieraan plakken
C
Maakt de lucht warm en vochtig
D
Alleen stofdeeltjes worden tegengehouden
Slide 21 - Quiz
Je huid heeft een hoornlaag. Wat is de functie van die hoornlaag?
A
De hoornlaag beschermt tegen uitdroging en beschadiging.
B
De hoornlaag maakt nieuwe cellen.
C
De hoornlaag maakt zweet.
Slide 22 - Quiz
Bij kinderen die vaak last hebben van een middenoorontsteking wordt in het trommelvlies een buisje geplaatst. Je ziet een trommelvlies zonder en een trommelvlies met buisje. Leg uit waardoor kinderen met buisjes in hun trommelvliezen minder oorpijn hebben bij een middenoorontsteking dan kinderen zonder deze buisjes.
Slide 23 - Open question
Leg uit waardoor je minder goed kan horen als er druk op je trommelvlies staat
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Slide
sensorische zenuwcel
motorische zenuwcel
schakelcel
Slide 26 - Drag question
Wat is aangeleerd gedrag?
A
Gedrag dat een jong leert van de ouders
B
Gedrag wat een individu kan vanaf de geboorte
Slide 27 - Quiz
Wat is aangeboren gedrag?
A
Gedrag dat een jong leert van de ouders
B
Gedrag wat een individu kan vanaf de geboorte
Slide 28 - Quiz
Wat is geen aangeleerd gedrag?
A
Lopen
B
Zuigreflex baby's
C
Kruipen
D
Praten
Slide 29 - Quiz
Leg uit wat er gebeurt met je glucose waarde op het moment dat je lange tijd niet hebt gegeten. Gebruik daarbij de woorden glucose, glucagon of insuline, glycogeen en eilandjes van langerhans.
Slide 30 - Open question
Glucose gehalte in het bloed daalt -> de eilandjes van langerhans produceren glucagon -> glucagon zorgt ervoor dat glycogeen uit de spieren wordt omgezet in glucose.