Woordsoorten 22/6

Woordsoorten
Aan het eind van deze les kun je in de volgende zin alle woorden benoemen:
Het jonge vogeltje is voor de eerste keer uit het nest gevlogen. 

1 / 21
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 8

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordsoorten
Aan het eind van deze les kun je in de volgende zin alle woorden benoemen:
Het jonge vogeltje is voor de eerste keer uit het nest gevlogen. 

Slide 1 - Slide

Welke woordsoorten ken je al,
zoals "zelfstandig naamwoorden"

Slide 2 - Mind map

Welke woordsoorten zijn bekend?
- lidwoorden:            de   /   het    /   een

- Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, plaatsen en voor (eigen)namen.

Slide 3 - Slide

Voorzetsels

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord

Slide 6 - Slide

Voegwoord

Slide 7 - Slide

Telwoord

Slide 8 - Slide

HET jonge vogeltje is voor de eerste keer uit zijn nest gevlogen.
A
zelfstandig naamw.
B
lidwoord
C
bijvoeglijk naamw.
D
voorzetsel

Slide 9 - Quiz

Het JONGE vogeltje is voor de eerste keer uit zijn nest gevlogen.
A
zelfstandig naamw.
B
voorzetsel
C
persoonlijk vnw.
D
bijvoeglijk naamw.

Slide 10 - Quiz

Het jonge VOGELTJE is voor de eerste keer uit zijn nest gevlogen.
A
zelfstandig naamw.
B
bijvoeglijk naamw.
C
lidwoord
D
telwoord

Slide 11 - Quiz

Het jonge vogeltje IS voor de eerste keer uit zijn nest gevlogen.
A
zelfstandig naamw.
B
voorzetsel
C
werkwoord
D
telwoord

Slide 12 - Quiz

Het jonge vogeltje is VOOR de eerste keer uit zijn nest gevlogen.
A
voorzetsel
B
telwoord
C
zelfstandig naamw.
D
werkwoord

Slide 13 - Quiz

Het jonge vogeltje is voor de EERSTE keer uit zijn nest gevlogen.
A
bijvoeglijk naamw.
B
telwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 14 - Quiz

Het jonge vogeltje is voor de eerste KEER uit zijn nest gevlogen.
A
zelfstandig naamw.
B
werkwoord
C
voorzetsel
D
persoonlijk vnw

Slide 15 - Quiz

Het jonge vogeltje is voor de eerste keer UIT zijn nest gevlogen.
A
telwoord
B
zelfstandig naamw.
C
voorzetsel
D
bezittelijk vnw.

Slide 16 - Quiz

Het jonge vogeltje is voor de eerste keer uit ZIJN nest gevlogen.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
voorzetsel
D
lidwoord

Slide 17 - Quiz

Het jonge vogeltje is voor de eerste keer uit zijn NEST gevlogen.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamw.
C
zelfstandig naamw.
D
voorzetsel

Slide 18 - Quiz

Het jonge vogeltje is voor de eerste keer uit zijn nest GEVLOGEN.
A
werkwoord
B
zelfstandig naamw.
C
telwoord
D
bijvoeglijk naamw.

Slide 19 - Quiz

Welke woordsoorten beheers je al?
(meerdere antwoorden zijn goed)
Lidwoorden
Werkwoorden
Telwoorden
Voorzetsels
Voegwoorden
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 20 - Poll

En nu zelf!
Zweeds loopspel

Slide 21 - Slide