This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 3 Mens & Maatschappij leerjaar 2
Slide 1 - Slide
In Europa komt grotendeels een zeeklimaat voor. Wat zijn kenmerken van een zeeklimaat?
A
Hele warme zomers, maar ook warme winters
B
Hele strenge winters en warme zomers
C
Hele koude zomers en strenge winters
D
Zomers en winters zijn beide zacht. Weinig verschil tussen beide.
Slide 2 - Quiz
Een warme Golfstroom transporteert enorm veel warmte van de tropen naar hogere breedtes. Dit brengt verandering in het klimaat in West- Europa.
Klopt dit?
A
Nee er stroomt helemaal geen warme golfstroom door West-Europa
B
Ja dit klopt, dit zorgt ervoor dat de winters in West Europa zacht zijn.
Slide 3 - Quiz
Welke oceaan heeft enorm veel invloed op ons klimaat?
A
Noordzee
B
De Atlantische oceaan
C
Middelandse zee
D
Grote of stille oceaan
Slide 4 - Quiz
Wat betekent het woord klif?
A
Hoge en steile rotsen die recht omhoog uit de zee steken
B
Losse stukken steen
Slide 5 - Quiz
Klifkust
Aangroeikust
Slide 6 - Drag question
Wat is een typisch kenmerk bij een aangroeikust
A
Zand
B
Eb en vloed
C
Rotsen
Slide 7 - Quiz
Iets dat nationaal geldt betekent dat het belangrijk is voor de hele wereld. Is dit juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quiz
Hoeveel inwoners heeft een wereldstad?
A
1 miljoen
B
1 duizend
C
100
D
50 duizend
Slide 9 - Quiz
Mechanisering betekent dat er meer met de handen wordt gewerkt, dan met machines.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 10 - Quiz
Gastarbeiders zijn:
A
Mensen die tijdelijk in Nederland komen om te werken
B
Mensen die iedere dag op een andere plek werken
Slide 11 - Quiz
Wat betekent het achterland
A
Het gebied dat vanuit de haven goederen krijgt aangevoerd
B
Het gebied dat achter de haven ligt
C
Het gebied dat achteraan ligt
D
Het gebied dat niet zo mooi is
Slide 12 - Quiz
Chemische industrie betekent dat deze fabrieken van bestaande stoffen nieuwe producten maken. Wat zijn voorbeelden van deze producten?
A
Auto's
B
Fietsen
C
Medicijnen
D
Shampoo
Slide 13 - Quiz
Wanneer er veel werkgelegenheid is betekent dit:
A
Dat er weinig banen zijn
B
Dat er heel veel banen zijn
C
Dat je geen baan kan vinden
D
Dat je makkelijk een baan kan vinden
Slide 14 - Quiz
Waar valt meer regen?
A
Midden in het land
B
Aan de kust
Slide 15 - Quiz
Welke kust hebben wij hier in Nederland, bijvoorbeeld bij de Waddeneilanden?
A
Klifkust
B
Rotskust
C
Aangroeikust
D
Zandkust
Slide 16 - Quiz
Welke stad heeft het grootste metronetwerk?
A
Brussel
B
Antwerpen
C
Amsterdam
D
Londen
Slide 17 - Quiz
Is elke hoofdstad een wereldstad?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quiz
Een stad heeft veel auto's en weinig parkeerplaatsen. Daarom kiezen veel mensen om te reizen met het openbaar vervoer. Welke vervoersmiddelen hoort er NIET bij het openbaar vervoer?
A
Metro
B
Bus
C
Auto
D
Trein
Slide 19 - Quiz
Waar het regent is er veel veeteelt, dit komt omdat hier veel gras is. Klopt dit?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
Wijnbouw komt vooral voor in Frankrijk waar de zon schijnt in het Zuiden.