What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
26.9. Ontleden, Präp Sprechen
Sei du selbst
alle anderen
gibt es schon.
1 / 46
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
This lesson contains
46 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
60 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Sei du selbst
alle anderen
gibt es schon.
Slide 1 - Slide
Programm, Dienstag 26.9.
Präpositionen
Sprechen
Slide 2 - Slide
Wie geht man vor um den Fall zu bestimmen?
Slide 3 - Open question
Stappenplan
1. Voorzetsel?
2. Ontleden -> Welk zinsdeel is het? Vragen!
3. Geslacht van het zelfstandig naamwoord of persoonlijk
voornaamwoord? Meervoud?
4. Der- of ein-groep?
5. Correcte vorm kiezen
Slide 4 - Slide
Präpositionen mit Akkusativ
Voorzetsels met de 4de naamval
Slide 5 - Slide
Voorzetsels met de 4de naamval
Slide 6 - Mind map
Saskia hat
für
den Vater ein Geschenk gekauft.
Der
Akkusativ
wird
immer
gebraucht nach diesen
Präpositionen
:
durch
door
um
om
für
voor
bis
tot
gegen
tegen
entlang
langs
ohne
zonder
Slide 7 - Slide
Vertaal de voorzetsels
door
voor
tegen
zonder
om
tot
durch
für
gegen
ohne
um
bis
Slide 8 - Drag question
Er fuhr gegen (een boom) ... Baum
A
einen
B
einer
C
ein
D
eine
Slide 9 - Quiz
Er kümmert sich um (onze) Sohn.
A
unser
B
unserem
C
unseren
D
unserer
Slide 10 - Quiz
Ohne .... (jouw) Vater und .....Mutter.
A
dein, deine
B
deinem, deiner
C
deiner, deine
D
deinen, deine
Slide 11 - Quiz
Präpositionen mit Dativ
Voorzetsels met de 3de naamval
Slide 12 - Slide
Voorzetsels met de 3de naamval
Slide 13 - Mind map
Präpositionen mit Dativ
aus
uit
außer
behalve
bei
bij
entgegen
tegemoet
mit
met
gegenüber
tegenover
nach
na, naar
seit
sinds
von
van
zu
bij, naar
Slide 14 - Slide
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
außer
entgegen
gegenüber
tegenover
van
tegemoet
met
uit
bij,naar
na, naar
behalve
bij
sinds
Slide 15 - Drag question
Bij mijn broer (m)
A
bei meiner Bruder
B
bei meinen Bruder
C
bei meinem Bruder
D
bei meine Bruder
Slide 16 - Quiz
Ohne .... (jouw) Vater und mit .....(jouw)Mutter.
A
dein, deine
B
deinem, deine
C
deiner, deine
D
deinen, deiner
Slide 17 - Quiz
Tot volgende maandag (m)
A
Bis nächste Montag
B
Bis nächsten Montag
C
Bis nächsten Mittwoch
D
Bis nächster Montag
Slide 18 - Quiz
Dativ oder Akkusativ?
Akkusativ (4.)
Dativ (3.)
durch
für
gegen
ohne
um
bis
aus
entlang
bei
mit
nach
gegen
entgegen
gegenüber
seit
außer
von
Slide 19 - Drag question
Ontleden
Slide 20 - Slide
Wat zijn de stappen voor het ontleden?
Slide 21 - Open question
Stappenplan ontleden
1. Het gezegde
2. Onderwerp
3. Lijdend voorwerp
4. Meewerkend voorwerp
Slide 22 - Slide
Het gezegde
(das Prädikat)
Der Lehrer
gibt
dem Schüler
die Note
.
-> alle werkwoordvormen in de zin
hier:
gibt
Slide 23 - Slide
Het onderwerp
(das Subjekt)
Der Lehrer
gibt
dem Schüler
die Note
.
-> Wie/Wat + gezegde
-> Wer/Was gibt?
hier:
Der Lehrer (1de naamval)
Slide 24 - Slide
Het lijdend voorwerp
(das direkte Objekt)
Der Lehrer
gibt
dem Schüler
die Note
.
-> Wie/Wat + gezegde + onderwerp
->
Wer/Was
wird
gegeben
?
(Passiv)
hier:
die Note (4de naamval)
Slide 25 - Slide
Het meewerkend voorwerp
(das
in
direkte Objekt)
Der Lehrer
gibt
dem Schüler
die Note
.
-> Aan wie/voor wie + gezegde + onderwerp
->
Wem
wird
gegeben
?
(Passiv)
hier:
dem Schüler (3de naamval)
Slide 26 - Slide
Bezitsrelatie
(2de naamval)
Der Lehrer
gibt
dem Schüler
die Note
der Woche.
-> Van de / van het
-> Wessen?
hier:
der Woche
Slide 27 - Slide
2. Fall (Genitiv)
Bezitrelatie -> Iets hoort bij iets of iemand
Das Auto meines Vaters ist groß.
Die Ergebnisse dieser Klasse sind sehr gut!
-> van het, van een, van deze, van jou, van de .....
Slide 28 - Slide
Die Mutter schickt dem Lehrer eine Mail.
schickt
dem Lehrer
die Mutter
eine Mail
het gezegde
het onderwerp
het lijdend voorwerp
het meewerkend voorwerp
Slide 29 - Drag question
Fälle gebrauchen
Die Schülerin fragt _______ Lehrer.
Satzglieder bestimmen (ontleden)
1.
gezegde -> fragt
2.
onderwerp -> die Schülerin
3.
leidend voorwerp -> ___Lehrer ->Akkusativ ->
den, einen
4.
meewerkend voorwerp
->
is er niet
Slide 30 - Slide
Naamvallen (Fälle) -> zinsonderdeel
Der Lehrer
gibt
dem Schüler
die Note
der Woche
.
onderwerp
-> 1. naamval (Nominativ)
meewerkend voorwerp
-> 3. naamval (Dativ)
lijdend voorwerp
-> 4. naamval (Akkusativ)
bezitsrelatie
-> 2. naamval (Genitiv)
Slide 31 - Slide
Hat
der große Polizist
den Dieb verhaftet?
2/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie
Slide 32 - Quiz
Meiner Oma hast du
die Geschichte
nicht erzählt!
3/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie
Slide 33 - Quiz
Tot volgende maandag (m)
A
Bis nächste Montag
B
Bis nächsten Montag
C
Bis nächsten Mittwoch
D
Bis nächster Montag
Slide 34 - Quiz
Door de tunnel (m)
A
durch die Tunnel
B
durch der Tunnel
C
durch das Tunnel
D
durch den Tunnel
Slide 35 - Quiz
Voor mijn broer (m)
A
Für mein Bruder
B
Für meine Bruder
C
Für meinen Bruder
D
Für meine Schwester
Slide 36 - Quiz
In der Schule haben
die Schülerinnen
eine Tasche gestohlen.
4/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie
Slide 37 - Quiz
Der freundliche Herr dankt
dem Mädchen
.
5/7
uitleg/antwoord
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bezitrelatie
Slide 38 - Quiz
Ontleed de volgende zinnen.
gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
Das Kind
bestellt
einen Hamburger.
Geld.
Die Mutter
gibt
dem Kind
Die Mutter
bezahlt
den Hamburger.
dem Kind
Wer
isst
den Hamburger?
Den Hamburger
isst
das Kind.
Slide 39 - Drag question
Grammatik üben
Link 1
Link 2
Link3
Slide 40 - Slide
Üben Akkusativ
Übung 1
Übung 2
Übung 3
Übung 4
Üben Dativ
Übung 1
Übung 2
Übung 3
Übung 4
Slide 41 - Slide
Sprechen
Was hast du am Wochenende gemacht?
Was machst du in den Herbstferien?
Was ist dein(e) Lieblingsbuch/- film/ -serie und warum?
Welche Fächer hast du heute noch?
Slide 42 - Slide
Hausaufgabe für Montag 2.10.
Lernen: Ontleden + Präpositionen
Machen: -
Slide 43 - Slide
Lesen
Herr Biedermann und die Brandstifter
Slide 44 - Slide
Hören
Deutsche Welle
Wähle ein Thema
Hör dir den Beitrag an
Mache die Aufgaben
Notiere neue Wörter
Slide 45 - Slide
Wortschatz
gimkit
Slide 46 - Slide
More lessons like this
Maatwerk V2 25.5. nv ontleden, Formen
May 2021
- Lesson with
18 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
MW blok 5 13.2. ontleden
February 2023
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H2c 1.6. naamvallen 1+4, Der- Gruppe,
May 2021
- Lesson with
20 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
MW blok 5 zwakke ww, ontleden
January 2023
- Lesson with
35 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
25.9. ontleden, Schreiben
September 2023
- Lesson with
22 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
MW blok 5 2.les zwakke ww, ontleden
February 2023
- Lesson with
23 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
MW 16.5. WH 4de + ontleden
April 2022
- Lesson with
31 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H2d 18.6 naamvallen 1+4, Der- Gruppe, Ein-Gruppe
June 2021
- Lesson with
30 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2