Pak je opdrachten erbij en kijk ze met een andere kleur pen na.
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Vandaag
Ronden we Formuleren af (blz. 123)
Je hebt voor vandaag opdr. 2, 3 en 4 gemaakt
Pak je opdrachten erbij en kijk ze met een andere kleur pen na.
Slide 1 - Slide
1. De regering moest volgens deze krant meer doen voor ____ burgers.
Slide 2 - Open question
Regering is een vrouwelijk woord (v) en dus verwijs je met: zij, ze, haar, deze of die (blz. 122)
Slide 3 - Slide
2. Om de geluidskwaliteit van de radio te verbeteren, liet ik ___ speakers vervangen.
Slide 4 - Open question
Radio is een mannelijk woord (m) en dus verwijs je met: hij, hem, zijn, deze of die (blz. 122)
Slide 5 - Slide
3. Elk jaar organiseert de tennisvereniging een feest voor ___ vrijwilligers.
Slide 6 - Open question
4. Waarom heeft het bedrijf al ___ werknemers een vrije dag gegeven?
Slide 7 - Open question
5. Het poppodium zal ___ sluiten, omdat het weinig publiek trekt.
Slide 8 - Open question
6. Deze familie heeft ___ landgoed in Gelderland verkocht.
Slide 9 - Open question
Bij opdracht 3 heeft iedereen waarschijnlijk andere zinnen gemaakt. Hierbij wat voorbeelden:
1 De bibliotheek zal voortaan haar deuren ook op zaterdagmiddag openen voor het publiek.
2 Snel grepen de brandweerlieden hun helmen, waarna ze naar de brand reden.
3 Nog altijd is dit dansfeest enorm populair bij de leerlingen, omdat het supergezellig is.
4 Waarom wil de leerlingenraadzijn advies aan de schoolleiding om de overgangsnormen iets soepeler te maken, nu ineens weer terugdraaien?
5 Het tijdschrift wordt binnenkort niet meer gedrukt, want het heeft te weinig abonnees.
6 Omdat de voetbalwedstrijden wegens hevige regenval waren afgelast, werden ze later ingehaald.
En door naar opdracht 4
Slide 10 - Slide
Opdracht 4 - zin 1
A
deze
B
die
C
dit
D
dat
Slide 11 - Quiz
Opdracht 4 - zin 2. Het museum wil meer geld, omdat ___
A
hij
B
het
C
ze
D
zij
Slide 12 - Quiz
Opdracht 4 - zin 2. Het museum wil meer geld, omdat het snel ___ collectie moet uitbreiden
A
haar
B
zijn
Slide 13 - Quiz
Opdracht 4 - zin 3. Toen de secretaresse in Utrecht onverwacht ___
A
haar
B
zijn
Slide 14 - Quiz
Opdracht 4 - zin 3. Toen de secretaresse in Utrecht onverwacht haar baas tegen het lijf liep, vroeg ___
A
hij
B
zij
C
ze
D
het
Slide 15 - Quiz
Opdracht 4 - zin 3. Toen de secretaresse in Utrecht onverwacht haar baas tegen het lijf liep, vroeg ze / zij zich meteen af wat ___ daar aan het doen was.
A
hij
B
zij
C
die
D
deze
Slide 16 - Quiz
Het woord dat je bij zin 4 moet invullen is:
Slide 17 - Open question
zin 5: Esther vertelt veel aan ___
A
haar
B
zijn
Slide 18 - Quiz
zin 5: Esther vertelt veel aan haar zussen, maar ___
A
het
B
hij
C
ze
D
zij
Slide 19 - Quiz
En dan staat er een foutje in het boek.
Er had moeten staan:
Esther vertelt veel aan ___ zussen, maar ___ kan niet ALLES aan ___ kwijt.
Antwoord: hen
Slide 20 - Slide
Het woord dat je in moet vullen bij zin 6 is:
Slide 21 - Open question
Heb je hier veel fouten mee gemaakt?
Tip 1: kijk dan goed naar welk woord het verwijswoord verwijst
Tip 2: als je het geslacht van het woord niet weet, zoek het dan op in een woordenboek of in het Groene Boekje (www.woordenlijst.org)
Slide 22 - Slide
Aan de slag!
Lees de theorie 'Meervouden op -s' door op blz. 124
En maak opdr. 1 en 2 (huiswerk voor maandag!)
Tip: noteer de betekenis van de woorden die je niet kent!
Met deze opdrachten zou je ±20 minuten bezig moeten zijn.