De
Paus in Rome was het hoofd van de christelijke kerk. Hij benoemde
monniken tot
bisschoppen. Zij probeerden, samen met
missionarissen gebieden christelijk te maken. Mensen bekeren tot het
christendom heet
kerstenen. Hoge heren hielpen hier vaak bij. Zij wilden laten zien hoe goed christen zij waren. Na het kerstenen konden dan meer gebieden bij het rijk komen.
Het was niet makkelijk om de Germaanse volkeren de bekeren. De Friezen en Saksen hadden hun eigen godsdienst. Missionarissen, als Willibrord en Bonifatius, lieten mensen dopen om hen te bekeren. Bonifatius werd hiervoor vermoord. Hij werd daarna heilig verklaard en martelaar. Zijn verhaal werd opgeschreven en veel doorverteld. Zo'n verhaal van een heilige heet een hagiografie. Met deze verhalen wilde de kerk nog meer gelovigen aantrekken.