P 12 Suikerziekte

M1W1
5
Diabetes mellitus
Learnbeat 24.22  
1 / 35
next
Slide 1: Slide
AFPMBOStudiejaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

M1W1
5
Diabetes mellitus
Learnbeat 24.22  

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Diabetes Mellitus
LEERDOELEN...
  • Je legt uit wat een hormoon is
  • Je legt uit wat suikerziekte is
  • Je kan de oorzaken opsommen
  • Je noemt de klachten van suikerziekte










Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hormonen zijn stoffen met een signaalfunctie...
  • ze worden gemaakt door kliercellen
  • ze worden vervoerd via het bloed
  • ze hebben ergens anders op cellen hun uitwerking
Hormonen
hormoon
kliercel maakt hormoon
hormoon geeft signaal aan doelcel door

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

de alvleesklier is een spijsverteringsklier...
  • het maakt enzymen om suikers, vetten en eiwitten af te breken
  • deze enzymen worden afgegeven in de 12v-darm
De alvleesklier

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

de alvleesklier is een hormoonklier...
  • het maakt hormonen om suikerhuishouding te regelen
  • deze enzymen worden afgegeven via het bloed
De alvleesklier

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

kliercellen maken deze hormonen...
  • insuline
  • glucagon
De alvleesklier

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

  • de dunne darm neemt alle glucose op in het bloed
  • en activeert de cellen van de alvleesklier om de suikerhuishouding te regelen met insuline en glucagon
De alvleesklier

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

de medische naam voor suikerziekte is diabetes mellitus...
  • er zit teveel glucose in het bloed
Diabetes mellitus

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken
  1. de alvleesklier werkt niet goed (diabetes type 1)
  2. het lichaam reageert niet goed op insuline (diabetes type 2)
Diabetes mellitus

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Wat doet insuline?
  • geeft glucose aan alle cellen
  • geeft het overschot aan de lever (opslag)
  • hierdoor daalt de bloedsuiker
Diabetes mellitus

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wat doet glucagon?
  • haalt glucose uit alle cellen
  • haalt de opslag uit de lever weg
  • hierdoor stijgt de bloedsuiker
Diabetes mellitus

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

  • bij diabetes komt de glucose niet in de cel...
  • doordat de alvleesklier niet goed werkt, geen insuline maakt (type 1)
  • doordat de cellen ongevoelig worden voor insuline (type 2)
Diabetes mellitus

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

  • de bloedsuiker stijgt
  • de cellen krijgen geen glucose (brandstof) en de lever geen voorraad
  • klachten zijn...
Diabetes mellitus

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de symptomen van hyperglykemie?

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

  • extreme dorst
  • veel plassen
  • moe
  • hongerig
  • trillingen
  • afvallen
Diabetes mellitus

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

  • omdat er in de cel geen glucose is om energie mee op te wekken
  • zal de cel vet gaan verbranden om aan energie te komen
  • deze verbranding levert giftige afvalstoffen: aceton
Diabetes mellitus

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

als de bloedsuiker blijft stijgen...
  1. hoofdpijn, bewusteloos tot aan coma
  2. adem ruikt naar aceton
  3. scheelzien, wazig zien
Diabetes mellitus
1
2
3

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

De glucosewaarde is een belangrijke aanwijzing voor suikerziekte...
  • nuchtere ochtendmeting
  • 6,1 - 6,9 normaal (N)
  • 7,0 suikerziekte (S)= hyper-glykemie

Diabetes mellitus
S
N

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

  • normaal blijft glucose in het lichaam
  • bij suikerziekte komt er glucose in de urine terecht
Diabetes mellitus

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Diabetes behandelen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken van diabetes type 2...
  1. verkeerde leefstijl (ongezond eten, weinig bewegen, roken)
  2. hoge bloeddruk
  3. overgewicht (obese)
  4. stress
  5. leeftijd en erfelijk gevoelig

Diabetes behandelen

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Diabetes behandelen door...

1) leefstijlverandering (maar dat vinden veel mensen moeilijk)
Diabetes behandelen

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Diabetes behandelen door...

2) medicijnen (om de insulineproductie op te hogen)
Diabetes behandelen

Slide 26 - Slide

glimeperide, glyclazide, glibenclamide
Diabetes behandelen door...

3) insuline (om het tekort aan te vullen)
Diabetes behandelen

Slide 27 - Slide

super kortwerkend: aspart/lispro
kortwerkend; actrapid, humuline
middel lang: NPH insuline
langwerkend: detemir, glargine
mix insulines: lispro/lispro protamine, aspart/aspart protamine
De waarde van de bloedsuiker moet niet teveel schommelen
  • hoe groter de schommeling, hoe groter de kans op complicaties
Diabetes behandelen

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

De glucosewaarde is een belangrijke aanwijzing voor suikerziekte...
  • nuchtere ochtendmeting
  • minder dan 3,5 = hypo-glykemie (H)

Diabetes behandelen
H
N

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Oorzaken zijn...
  • te weinig gegeten na geven van insuline
  • teveel insuline gegeven
  • teveel lichaamsbeweging

Diabetes behandelen
H
N

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de klachten van hypoglykemie?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions

Klachten van hypoglykemie...
Diabetes behandelen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Complicaties van suikerziekte...
  • beroerte
  • blind worden
  • hartinfarct
  • tandvleesontsteking
Diabetes behandelen

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Complicaties van suikerziekte...
  • nierfalen
  • aderverkalking
  • zenuwpijn
  • slechte wondgenezing en afsterven van weefsel
Diabetes behandelen

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Verpleegkundige aandachtspunten
Opdracht:
Bedenk bij elk onderstaand patroon waar je op moet letten bij de zorgvrager:

Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding 
Voedings- en stofwisselingspatroon
Uitscheidingspatroon
Activiteitenpatroon
Cognitie- en waarnemingspatroon
Zelfbelevingspatroon

Slide 35 - Slide

Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
Vanwege de circulatiestoornissen en het gestoorde gevoel genezen wondjes vaak slecht. Met name de onderbenen zijn kwetsbaar. Neem maatregelen om verwondingen te voorkomen. Adviseer om geen knellende schoenen te dragen en de huid te masseren. Inspecteer de huid regelmatig. De zorgdrager is ook gevoelig voor infecties. Zorg voor een aseptische wondverzorging.
Instrueer de zorgvrager zich goed af te drogen met extra aandacht voor huidplooien, in verband met grotere gevoeligheid op smetten. Adviseer een regelmatig leefpatroon met voldoende rust. Stress en vermoeidheid hebben een negatief effect op de glucosebalans.
Voedings- en stofwisselingspatroon
Het voedingsadvies voor diabetici is gebaseerd op de richtlijnen voor een goede voeding. Om grote schommelingen in de bloedglucosespiegel te voorkomen, is het belangrijk dat de koolhydraten in de voeding regelmatig over de dag worden verdeeld. Het dieetadvies zal altijd bestaan uit drie hoofdmaaltijden; vaak worden er kleinere tussenmaaltijden geadviseerd om de toevoer van koolhydraten in de voeding te spreiden over de dag.
De voeding moet worden aangepast aan de energiebehoefte van de zorgvrager, in verband met zijn dagelijkse activiteiten. Ook de hoeveelheid insuline moet worden afgestemd op de voeding en activiteit. Als de zorgvrager een uitgebreide maaltijd gaat eten, moet hij meer insuline spuiten. Als de zorgvrager veel plast en veel drinkt, kan dit duiden op ontregeling van zijn diabetes, namelijk hyperglykemie. In dat geval moeten bloedglucose en urineglucose bepaald worden en moet eventueel de arts ingeschakeld worden om de bloedglucose beter te regelen.
Koolhydraten
Een beperking in geraffineerde zetmeelrijke voedingsmiddelen en producten die veel vrije suikers bevatten, is aan te bevelen. De totale hoeveelheid koolhydraten in de voeding en de hoeveelheid insuline die beschikbaar is, zijn de belangrijkste beïnvloeders van de bloedglucosewaarden na de maaltijd.
Er zijn vele soorten koolhydraten. Hieronder bespreken we er een aantal.
Suiker
Het gebruik van suiker in de voeding van diabetici hoeft geen aanleiding te zijn tot sterke wisselingen in het glucosegehalte van het bloed, maar de hoeveelheid suiker moet wel berekend worden. Het is aan te raden om suiker in combinatie met andere voedingsstoffen te gebruiken, zodat het glucosegehalte niet te snel stijgt. Een voorbeeld hiervan is een volkorenboterham met ‘gewone’ jam.
Sorbitol
Sorbitol (suikervervanger zoals in kauwgom) is een zoetstof waarvoor geen insuline in het lichaam nodig is om deze te verwerken. Sorbitol heeft een laxerende werking wanneer er meer dan 40 g per dag van wordt gebruikt. Sommige diabeten ervaren echter al klachten bij een inname van 20 g per dag.
Fructose
Fructose is een koolhydraat dat een hogere zoetkracht heeft dan ‘gewone suiker’. Er is dus minder van nodig om een zoete smaak te bereiken. Fructose wordt toegepast in gebak en in chocolade.
Energievrije zoetstoffen
Cyclamaat, sacharine en aspartaam zijn energievrije zoetstoffen met een zeer hoge zoetkracht. Er is slechts weinig van nodig om een zoete smaak te verkrijgen. Deze zoetstoffen worden gebruikt in zoetjes en light-frisdranken.
Suikervrije producten
Het gebruik van suikervrije producten wordt afgeraden, omdat deze vaak rijk zijn aan verzadigd vet. Dit geldt met name voor suikervrij gebak, koekjes en chocolade. Het gebruik van verzadigd vet kan aanleiding zijn voor het ontstaan van hart- en vaatziekten. Diabetici hebben een verhoogde kans op het ontstaan van deze aandoeningen.
Voedingsvezels
Voedingsvezels hebben een positief effect op de gezondheid. Het gebruik van voldoende vezels geeft hoogstwaarschijnlijk een lager risico op diabetes type 2 en hart- en vaatziekten en zorgt voor een stabielere bloedglucosespiegel bij zorgvragers met diabetes.
Alcohol en voeding bij diabetes mellitus
In het voedingsadvies voor diabetici wordt voor alcohol dezelfde richtlijn gehanteerd als voor de richtlijnen voor een goede voeding: het is aan te raden niet meer dan twee consumpties per dag te gebruiken, maar doe dat niet elke dag. Wanneer alcoholgebruik aanleiding geeft tot het ontstaan van een hypo is het aan te raden om een koolhydraatrijk voedingsmiddel erbij te gebruiken, bijvoorbeeld een paar toastjes of crackers, eventueel met beleg. Bij gebruik van bepaalde typen bloedglucoseverlagende medicijnen kan het drinken van alcohol leiden tot hypoglykemie.
Uitscheidingspatroon
Houd er rekening mee dat mensen met diabetes gemakkelijker een urineweginfectie oplopen. Bij klachten betreffende het plassen kan het nuttig zijn de urine te laten onderzoeken. Bij zorgvragers met een urinekatheter moet extra gelet worden op hygiëne. Een urineweginfectie ontregelt vaak de bloedglucosespiegel in het bloed. Je controleert dan extra op het bloedglucosegehalte.
Activiteitenpatroon
Bij inspanning wordt er extra energie gebruikt, zodat er een extra grote toevoer van energie nodig is. De zorgvrager moet dus extra eten. Als je meer eet, heb je ook meer insuline nodig, omdat anders de glucose de cel niet in kan.
De extra (grote) maaltijd kan voor, tijdens of na de sportbeoefening worden gebruikt. De hoeveelheid voedsel is afhankelijk van de soort, de duur van de inspanning en de mate van getraindheid van de zorgvrager. Het moment waarop de extra maaltijd wordt gegeten, is afhankelijk van de voorkeur van de zorgvrager als het gaat om kortdurende activiteiten. Als het om duursporten gaat, is het noodzakelijk dat er op tijd wordt gegeten, om hypo’s te voorkomen en toch de inspanning goed te kunnen volbrengen. Tijdens de inspanning zelf moeten dan ook de nodige tussenmaaltijden worden gegeten. De zorgvrager kan snel vermoeid zijn.
Omdat zijn zicht en gevoel kunnen verslechteren, zal hij geleidelijk meer hulp nodig hebben bij de zelfzorg. Geef hem advies over makkelijk te sluiten kleding en hulpmiddelen in het huishouden. Schakel zo nodig de ergotherapeut in. Ook het insulinespuiten zal hij soms niet meer zelf kunnen doen.
Omdat er vaak een slechte doorbloeding van en verminderd gevoel in de voeten is, moet de zorgvrager zichzelf aanleren om dagelijks zijn voeten te inspecteren op roodheid, blaren of wondjes. De nagels van de voeten kunnen het best door een gespecialiseerde pedicure worden geknipt, zeker als de zorgvrager kalknagels heeft.
Cognitie- en waarnemingspatroon
De zorgvrager met diabetes kan vaak zelf zijn bloedglucose regelen. Goede regulatie van de bloedglucose helpt om late complicaties te voorkomen. Een goede voorlichting is daarbij essentieel. Instrueer hem dus goed. Leer hem of zijn mantelzorger zijn bloedglucose te bepalen. Geef hen informatie over hoe ze een hypo en een hyper kunnen signaleren en hoe ze die moet behandelen. Instrueer hem of zijn mantelzorger hoe ze insuline moeten spuiten en waar ze op moet letten. De injectietechniek en de plaats van injecteren is belangrijk voor een goede opname in het bloed. Vertel de zorgvrager dat hij niet steeds in hetzelfde kleine gebied moet prikken.
De zorgvrager kan zenuwstoornissen krijgen, die pijn of gevoelloosheid veroorzaken. Neem deze klachten serieus, laat de zorgvrager ruimte om te vertellen hoe hij die klachten beleeft en geef adviezen over hoe hij hier mee om moet gaan.
Zelfbelevingspatroon
De ziekte heeft behoorlijke consequenties voor het leven van de zorgvrager. Hij zal er altijd rekening mee moeten houden. Dit kan heel belastend zijn. Daarbij kunnen alle zelfzorgtaken die hij krijgt hem te zwaar vallen. Meestal zal hij, behalve door een wijkverpleegkundige van de thuiszorg, begeleid worden door de diabetespolikliniek. Ondersteun de zorgvrager, zodat hij voelt de verantwoordelijkheid te (kunnen) delen.
Multidisciplinaire zorg
Mensen met diabetes mellitus worden meestal door een multidisciplinair team begeleid. In dit team doen - conform de NDF Zorgstandaard - de volgende zorgverleners mee: kerndisciplines zijn (huis)arts, praktijkondersteuner/ praktijkverpleegkundige, diabetesverpleegkundige, praktijkassistent en diëtist. Daarnaast worden structurele werkafspraken gemaakt met specialisten uit de tweede lijn (oogarts, internist, nefroloog, cardioloog, neuroloog, vaatchirurg, klinisch chemicus) en apotheker, fysiotherapeut, maatschappelijk werker, (medisch) psycholoog en podotherapeut/pedicure.