Presente:
"Vivo en Madrid" - ik woon in Madrid
"Ella trabaja en un hospital" - Ze werkt in een ziekenhuis
"Nosotros estudiamos español" - Wij studeren Spaans
Pretérito Perfecto:
"He vivido en Madrid" - Ik heb in Madrid gewoond
"Ella ha trabajado en un hospital" - Ze heeft in een ziekenhuis gewerkt
"Nosotros hemos estudiado español" - We hebben Spaans gestudeerd