Do 01-02-24 3.1

1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

H49
Donnerstag, 1. Februar 2024

Slide 2 - Slide

die Planung
  • Toetsen plannen
  • Grammatik A
  • Aufgabe 1
  • Aufgaben

Slide 3 - Slide

SO Kapitel 3 (1x)


  • Kapitel 3 Lektion 1 t/m 6
  • Geen zinnen
  • Leren zoals het er staat
Week 6: do 08-02 het 4e

Slide 4 - Slide

Luistertoets (3x)


  • Cito luistertoets
Week 10: do 07-03 het 4e

Slide 5 - Slide

Leesboek (2x)


  • Vragen over de leesteksten die we in de les lezen
Week 11: ma 11-03 het 8e

Slide 6 - Slide

Schrijfopdracht (3x)
Grammatica (2x)


  • Schrijven: persoonlijke brief NL-D wb!!
  • Grammatica: voorzetsels, ww vaste naamval, ontleden, der-/ein Gruppe (naamvallen)
    --> Kapitel 2 Grammatik D + E, Kapitel 3 Grammatik C
Week 13: pww

Slide 7 - Slide

Grammatik A
Zahlen (getallen)

Slide 8 - Slide

0= null
1= eins
2= zwei
3= drei
4= vier
5= fünf
6= sechs
7= sieben
8= acht
9= neun
10= zehn
11= elf
12= zwölf
13= dreizehn
14= vierzehn
15= fünfzehn
16= sechzehn
17= siebzehn
18= achtzehn
19= neunzehn
20= zwanzig
30= dreißig
40= vierzig
50= fünfzig
60= sechzig
70= siebzig
80= achtzig
90= neunzig
getal+zehn
getal+zig
100= hundert
200= zweihundert
300= dreihundert
400= vierhundert
500= fünfhundert
600= sechshundert
700= siebenhundert
800= achthundert
900= neunhundert
getal+hundert
1000=tausend
B.v 21: einundzwanzig
101: hunderteins
394: dreihundertvierundneunzig

Slide 9 - Slide

Rangtelwoorden
In het NL is het cijfer + e, in het Duits door een . erachter te zetten. 
Voorbeeld:
Hij heeft de 2e plaats behaald - Er hat den 2. Platz erzielt.
De regel:
Getallen t/m 19= Hoofdtelwoord +-te.        BV.: zweite
Getallen vanaf 20= Hoofdtelwoord +ste.   BV.: zwanzigste

Uitzonderingen:
erste (1.), dritte (3.), siebte (7.), achte (8.), sechzehnte (16.) , siebzehnte(17.)

Slide 10 - Slide

3.1 Aufgabe 1
Seite 106

Slide 11 - Slide

 Aufgaben machen
opdrachten maken
  • Was (wat)? 
Kapitel 3 Lektion 1 Aufgabe 1, 2, 12, 13
Seite 106

  • Wie (hoe)? Boek
  • Hilfe (hulp)? Buren, docent
  • Zeit (tijd)? 10:30
  • Fertig (klaar)? iets voor jezelf





An die Arbeit!

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide