Toetsvoorbereiding H3 Tabellen en grafieken

Toetsvoorbereiding H3
Welkom!
Pak je boek, schrift en GR erbij
1 / 19
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Toetsvoorbereiding H3
Welkom!
Pak je boek, schrift en GR erbij

Slide 1 - Slide

Grafieken
- Plotten: grafiek maken op je grafische rekenmachine
- Schetsen: plot de grafiek, zet juiste letters bij de assen als je de grafiek overneemt op papier. Het gaat vooral om de vorm van de grafiek
- Tekenen: maak eerst een tabel, bv met de GR, maak daarna een nette tekening

Slide 2 - Slide

Een schikt venster is Xmin=0, Xmax = 6, Ymin =0 en Ymax =40

Slide 3 - Slide

Aanpak
Voer in
En maak een schets, let op de juiste letters!
Y1=x312x2+36x

Slide 4 - Slide

Hoeveel mensen staan er om 12:00 uur in de rij?

t in uren met t=0 om 9:00 uur en N aantal personen
N=t312t2+36t

Slide 5 - Open question

Wanneer was de rij het langst? Hoeveel mensen stonden er toen in de rij? Welke OPTIE gebruik je op de GR?
A
INTSECT
B
MAX
C
ROOT
D
MIN

Slide 6 - Quiz

OPTIE MAX
geeft x = 2 en y = 32
dus om 11:00 uur was de rij het langst en stonden er 32 mensen in de rij.

Slide 7 - Slide

Er staan 25 mensen in de rij.
Hoe laat kan het zijn?
Welke OPTIE gebruik je op de GR?
A
INTSECT
B
Y CAL
C
X CAL
D
Y-ICEPT

Slide 8 - Quiz

Twee manieren
Voer in Y2 = 25. INTSECT bij Y1 en Y2 geeft x = 1 en x = 3,2087...
Dus het was 10:00 uur of 12:13 uur (0,2087.. x 60 = 13 min)

OF
X cal Y=25 geeft x = 1 en x = 3,2087...

Slide 9 - Slide

Omgaan met tabellen
Je kunt informatie halen uit tabel met veel cijfermateriaal.
Zie opgave 13 t/m 19.

Je kunt lineair interpoleren en extrapoleren bij een tabel.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Bereken met behulp van lineair interpoleren de armlengte in cm bij een lichaamslengte van 76 cm.
Geef antwoord als kommagetal.

Slide 12 - Open question

Procenten

Slide 13 - Slide

In 2017 waren er 12 apen in de dierentuin. In 2014 waren het er 8. Wat is de groei in procenten?
A
25%
B
50%
C
75%
D
150%

Slide 14 - Quiz

Een bedrag eerst met 20% verhogen en daarna met 20% verlagen levert
A
het oorspronkelijke bedrag op
B
een hoger bedrag op dan oorspronkelijk
C
een lager bedrag op dan oorspronkelijk

Slide 15 - Quiz

De constante factor
Het aantal inwoners in een land neemt elk jaar met 4,5% toe. Op 1 januari 2010 waren er 65,4 miljoen inwoners. Hoeveel waren dat er op 1 januari 2019?
Oplossing: 9 jaar later dus

aantal=65,41,0459=97,2miljoen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Informatie uit grafieken halen
Zie hiervoor opgave 40 t/m 49
Hierna volgt een voorbeeld

Slide 18 - Slide

Welke onderwerpen wil je graag nog besproken hebben in volgende les?

Slide 19 - Open question