Workshop B2 - Passieve vorm

• NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Workshop B2 - Passieve vorm

Doel

• Ik kan de passieve vorm in een zin herkennen.
•  Ik kan passieve zinnen in de actieve vorm zetten.
• Ik kan passieve zinnen schrijven.

Voorkennis

Opdracht in drietallen:

Bekijk de zinnen op papier. Bespreek wat je weet over passieve zinnen. Wat weet je over:

• de werkwoordtijden
• de tijden
• de vorm
• het gebruik van er
• het gebruik van door
• het gebruik van een passieve zin versus een actieve zin

Uitleg - o.t.t.

	actieve vorm	passieve vorm
o.t.t.	Een ervaren docent geeft de intensieve cursus Nederlands.	De intensieve cursus Nederlands wordt door een ervaren docent gegeven .

Uitleg - o.v.t.

	actieve vorm	passieve vorm
o.v.t.	Een ervaren docent gaf de intensieve cursus Nederlands.	De intensieve cursus Nederlands werd door een ervaren docent gegeven .

Uitleg - v.t.t.

	actieve vorm	passieve vorm
v.t.t.	Een ervaren docent heeft de intensieve cursus Nederlands gegeven .	De intensieve cursus Nederlands is door een ervaren docent gegeven .

Uitleg - v.v.t. (plusquamperfectum)

	actieve vorm	passieve vorm
v.v.t.	Een ervaren docent had de intensieve cursus Nederlands.	De intensieve cursus Nederlands was door een ervaren docent gegeven .

Uitleg actief versus passief

In de actieve vorm ligt de nadruk op het onderwerp, degene die de handeling doet. In de passieve vorm ligt de nadruk op de handeling. Door wie de handeling wordt verricht, is vaak niet bekend of is niet belangrijk. 

Oefenen

Opdracht:

Bekijk nu nogmaals de zinnen op papier. Maak de zinnen actief.

Antwoorden

1. R. van Ditzhuysen heeft De Dikke Ditz geschreven.
2. Men moet meer regels opstellen.
3. Men kan de fietsen bij het station snel ergens neerzetten.
4. In de winkelstraten heeft men fietsen niet toegestaan.
5. Men legt steeds meer vrijliggende fietspaden aan.
6. Automobilisten toeteren te veel.
7. Fietsers negeren sommige borden, bijvoorbeeld als ze moeten afstappen.
8. Men duwt regelmatig iemand van de brug.
9. Men mag op de stoep in principe niet fietsen.
10. Soms parkeert men auto's op het fietspad om te laden of te lossen. 

1. Veel senioren gebruiken de fiets.

1.

De fiets wordt door veel senioren gebruikt.

De fiets wordt gebruikt door veel senioren.

2. De kaasboer heeft de kaas in de fietstas gegooid.

2.

De kaas is door de kaasboer in de fietstas gegooid.

De kaas in in de fietstas gegooid door de kaasboer.

3. Reinildis van Ditzhuysen schreef Hoe hoort het eigenlijk? - De dikke Ditz.

3.

Hoe hoort het eigenlijk - De Dikke Ditz werd door Reinildis van Ditzhuysen geschreven.

Hoe hoort het eigenlijk - De Dikke Ditz werd geschreven door Reinildis van Ditzhuysen.

4. Heeft de automobilist de klap op de achterkant gehoord?

4.

Is de klap op de achterkant door de automobilist gehoord?

5. De winkeliers gebruiken de stoep om te lossen en te laden.

5.

De stoep wordt door de winkeliers gebruikt om te lossen en te laden.

6. Ik vond het ergerlijk dat mensen altijd troep in mijn fietsmand gooien.

6.

Ik vond het ergerlijk dat er altijd troep in mijn fietsmand werd gegooid.

7. Automobilisten toeteren ongeduldig.

7.

Er wordt door automobilisten ongeduldig getoeterd.

8. Ze hebben een grote fietsenstalling bij het winkelcentrum gemaakt.

8.

Er is een grote fietsenstalling bij het centrum gemaakt.

9. Fietsen fietsers vaak over de stoep?

9.

Wordt er vaak over de stoep gefietst?

10. Het is een ergernis dat veel klanten de fietsen voor de etalage neerzetten.

10.

Het is een ergernis dat de fietsen door veel klanten voor de etalage worden neergezet.

Uitleg - het en er in passieve zinnen

Opdracht in drietallen:

Kijk naar de zinnen op papier. Wat kun je zeggen over het gebruik van het, dat en er?