Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak.
Zorg dat je op tafel hebt liggen: - Pen;
-Rekenmachine;
- Schrift;
- Boek
1 / 52
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak.
Zorg dat je op tafel hebt liggen: - Pen;
-Rekenmachine;
- Schrift;
- Boek
Slide 1 - Slide
Programma
Terugblik vorige les
Uitleg paragraaf 5.4
Aan het werk
Herhaling stof toetsweek
Keuzewerk
Afsluiting van deze les
Slide 2 - Slide
Wie hoort er bij de beroepsbevolking?
A
Iedereen tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd die werkt of werkloos is
D
Iedereen tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd die werkt
Slide 3 - Quiz
Wanneer ben je werkloos? Kies het beste antwoord.
A
Als je geen werk hebt
B
Als je net bent ontslagen
C
Als je niet actief bent
D
Als je geen baan hebt en naar werk zoekt
Slide 4 - Quiz
Beroepsbevolking
Je hoort dus bij de beroepsbevolking als je:
Tussen de 15 jaar en pensioenleeftijd bent (beroepsgeschikt)
Werkt of werkloos bent (werkloos = werkzoekende)
Niet-actieven
Als je wel beroepsgeschikt bent (tussen de 15 en 66 jaar), maar niet bij de beroepsbevolking hoort. (Niet werkt of werkloos bent)
Slide 5 - Slide
Een politieagent werkt bij de...
A
Formele sector
B
Informele sector
Slide 6 - Quiz
Formeel en informeel
Formele sector: Je werkt voor geld en betaalt belasting en premies. Je bent geregistreerd bij het CBS. (wit werken)
Informele sector: Je werkt onbetaald en je bent niet geregistreerd bij het CBS. Denk aan vrijwilligerswerk. (grijs werken)
Zwart werken: Je werkt ergens betaald en je bent niet geregistreerd. Je betaalt geen belasting of premies. (strafbaar)
Slide 7 - Slide
Leerdoelen van deze les
Aan het einde van de les weet je hoe het is om werkloos te zijn.
Je weet de oorzaken van werkloosheid.
Je kent de verschillende soorten werkloosheid.
Slide 8 - Slide
Bij wie kan je een ww-uitkering aanvragen?
A
De overheid
B
Je oude werkgever
C
UWV
D
WW
Slide 9 - Quiz
Werkloosheidswet (WW)
Voor een WW-uitkering moet je inschreven staan bij het UWV
Het UWV kijkt of je er recht op hebt
Zij helpen je ook bij het vinden van een nieuwe baan
Registreren
- Geregistreerde werklozen: Ingeschreven bij het UWV
- Ongeregistreerde werklozen: Niet ingeschreven bij het UWV
Slide 10 - Slide
Waarom zou je je niet inschrijven bij het UWV
Slide 11 - Mind map
Slide 12 - Slide
Soorten werkloosheid
Conjuncturele werkloosheid
Structurele werkloosheid
Seizoenswerkeloosheid
Regionale werkloosheid
Frictiewerkloosheid
Slide 13 - Slide
Conjuncturele werkloosheid
Tijdelijk
oorzaak: economische krimp
Slide 14 - Slide
Structurele werkloosheid (1)
Blijvend
Slide 15 - Slide
Structurele werkloosheid (2)
Marktmechanisme
Automatisering
Lagelonenlanden
Er is geen vraag meer naar een product. Bijvoorbeeld: cd's.
Veel werk is overgenomen door computergestuurde machines
In sommige landen (Pakistan, China, Koreo en India) werken mensen voor erg lage lonen. Sommige bedrijven vertrekken daarom uit Nederland naar het buitenland om minder loonkosten te hebben
Slide 16 - Slide
Seizoenswerkloosheid
Tijdelijk (kan tegelijkertijd met conjuncturele en structurele)
Voorbeelden
IJsverkoper in de winter
Skileraar in de zomer
Strandtent in de winter
Slide 17 - Slide
Regionale werkloosheid
Verschil tussen regio's
Kan tegelijkertijd met conjuncturele en structurele
regionale werkloosheid 2017
Werkloosheid die in bepaalde gebieden van het land hoger is dan gemiddeld in het land.
Slide 18 - Slide
Frictiewerkloosheid
Kortdurend
Kan tegelijkertijd met conjuncturele en structurele
Studie → baan
Baan → andere baan
Slide 19 - Slide
Pieter is ontslagen omdat zijn werkgever failliet is gegaan. Wat voor soort werkloosheid heeft Pieter?
A
Seizoenswerkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Conjuncturele werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Video
Aan het werk
De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen.
Verplicht maken: 2 t/m 13 (H5.4)
timer
10:00
Slide 22 - Slide
Dit deel van de les kan je als een goede start gebruiken voor het leren.
Slide 23 - Slide
Welke ondernemingsvorm is privé aansprakelijk
A
VOF
B
Formele sector
C
NV
D
BV
Slide 24 - Quiz
Privé aansprakelijk
Welke ondernemingsvormen zijn
privé aansprakelijk?
Wel privé aansprakelijk
Niet privé aansprakelijk
Eenmanszaak
NV
Vof
BV
?
De eigenaar moet met zijn privégeld mogelijke schulden betalen
Slide 25 - Slide
Henk wil een Samsung tv kopen bij de Mediamarkt. De tv is €600 exclusief btw. Hoeveel zal Henk moeten betalen voor de tv?
Slide 26 - Open question
Slide 27 - Slide
BTW
Op de meeste producten geldt een btw van 21%
Op levensmiddelen en sommige diensten, zoals de kapper, geldt een btw van 9%
Een beperkt aantal product is vrijgesteld van btw. hier geldt een tarief van 0%
Verhoudingstabel
Goed om te weten tijdens het rekenen met een verhoudingstabel:
Bedragen zonder btw = 100% (verkoopprijs)
Bedragen met btw: 100% + btw% (consumentenprijs)
Slide 28 - Slide
De visboer koopt een kilo kibbeling in voor €3 en verkoopt de kibbeling vervolgens voor €7 per kilo. Wat is die €4 verschil?
A
Btw
B
Winstmarge
C
Winstmarge en btw
D
Consumentenprijs
Slide 29 - Quiz
Van inkoopprijs naar consumentenprijs
Brutowinstmarge kan zowel in € als % in de berekening voorkomen
Inkoopprijs
€50
€50
Brutowinstmarge
30%
€15
Verkoopprijs excl. btw
€50 + €15
€65
Consumentenprijs
€65 + btw
€65 / 100% X (100+ btw%)
Slide 30 - Slide
Met welke gegevens bereken je de werkgelegenheid in een land?
A
Aanbod van de arbeidsmarkt
B
Vraag van de arbeidsmarkt
C
Vacatures
D
Vacatures + beroepsbevolking
Slide 31 - Quiz
Arbeidsmarkt
Geheel van vraag en aanbod (Alle vraag en aanbod)
Aanbod: Beroepsbevolking
Vraag: Werkgevers
Werkgelegenheid: Werknemers + vacatures
Iedereen tussen de 15 jaar en de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is.
Wetten
Arbowet: Regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden
Arbeidstijdenwet: Regels voor werk- en rusttijden
Slide 32 - Slide
Coen werkt 16 uur per week. Dit is een (..1..)baan. Zijn uren zijn staan in zijn (..2..). Vul de puntjes in.
A
1= Parttime
2= CAO
B
1= Fulltime 2=Arbeidsovereenkomsten
C
1= Parttime
2= Arbeidsovereenkomsten
D
1= Fulltime
2= CAO
Slide 33 - Quiz
Werken
Tijdelijke baan = Bepaalde tijd
Vaste baan = Onbepaalde tijd met vaste uren
Flexibele baan = Alleen werken als je nodig bent (uitzendbureau)
Als je ergens gaat werken sluit je een arbeidsovereenkomst (afspraken)
De meeste afspraken zijn overgenomen vanuit de CAO (Bedrijfstak)
Parttimebaan : bijvoorbeeld een baantje naast school
Fulltimebaan : tussen de 36 en 40 uur per week
Slide 34 - Slide
Hoe bereken je de arbeidsproductiviteit per persoon?
A
Totale productie / Aantal arbeiders
B
Totale productie / Aantal uren
Slide 35 - Quiz
Karel is werkloos omdat een machine hem heeft vervangen. Van welke werkloosheid is er sprake?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
C
Regionale werkloosheid
D
Frictiewerkloosheid
Slide 36 - Quiz
Conjuncturele werkloosheid
Tijdelijk
oorzaak: daling van lonen en/of export
Slide 37 - Slide
Structurele werkloosheid
Marktmechanisme
Automatisering
Lagelonenlanden
BLIJVEND
Er is geen vraag meer naar een product. Bijvoorbeeld: cd's.
Veel werk is overgenomen door computergestuurde machines
In sommige landen (Pakistan, China, Koreo en India) werken mensen voor erg lage lonen. Sommige bedrijven vertrekken daarom uit Nederland naar het buitenland om minder loonkosten te hebben
Slide 38 - Slide
Andere soorten werkloosheid
- Frictiewerkloosheid
Studie → baan OF Baan → andere baan
- Regionale werkloosheid
Verschil tussen regio's
- Seizoenwerkloosheid
Werkloos door seizoen veranderingen
Slide 39 - Slide
Waar denk je aan als je "productiefactoren" leest?
Slide 40 - Open question
Toegevoegde waarde
Alle productiefactoren bij elkaar opgeteld
Slide 41 - Slide
Welke productiefactoren zie je in deze afbeelding?
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 42 - Quiz
Afschrijving
Het geld wat je moet sparen om over een XX aantal jaren eenzelfde item te kopen.
De berekening: (Inkoopwaarde - Restwaarde)
-------------------------------- = Afschrijving per
Aantal periodes periode
Slide 43 - Slide
Noem een voorbeeld van bedrijfskosten ?
Slide 44 - Open question
Hoe bereken je de brutowinst ?
A
Omzet - inkoopwaarde
B
Nettowinst - bedrijfskosten
C
Afzet x verkoopprijs
D
Afzet x inkoopprijs
Slide 45 - Quiz
Afzet x Verkoopprijs
Voor hoeveel het product is ingekocht
Kosten die niet met de inkoop te maken hebben
Dit houdt de baas over voor zichzelf
Slide 46 - Slide
In welke sector werk een boer?
A
Primaire
B
Secundaire
C
Tertiaire
D
Quartaire
Slide 47 - Quiz
Slide 48 - Slide
Toets gaat over H5 en H6
Slide 49 - Slide
Keuzewerk
Je kunt aan de slag met de volgende keuzes:
Huiswerk maken: 2 t/m 13 (H5.4)
Maken eigen samenvatting
Eigen keuze: in overleg met Tobias
timer
10:00
Slide 50 - Slide
Afronding van deze les
Aan het einde van de les weet je hoe het is om werkloos te zijn.