Les 5, leerles SO (20-03) 2havo

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Pak je werkboek deel B, aantekeningenschrift en etui + laptop.

Open je aantekeningenschrift -> startopdracht

Aujourd'hui, c'est jeudi

H2A

Check voor het SO:

Traduis:

1. l'ordinateur

2. le bras

3. vertrekken

4. ziek

Réponds:

5. Qu'est-ce que tu as?

6. Tu vas voir le docteur?

Gram. D (tip, ww is onderstreept):

7. Elle est sympa? Non, elle (nooit) ...................... sympa.

8. Elles sont arrivées? Non, elles (nog niet) .......................... arrivées.

Klaar? Open je laptop > ga leren voor het SO van dinsdag.

Geef het aan als je extra uitleg wilt

Check voor het SO:

Traduis:

1. l'ordinateur = de computer

2. le bras = de arm

3. vertrekken = partir

4. ziek = malade

Réponds:

5. Qu'est-ce que tu as? J'ai 39 de fièvre.

6. Tu vas voir le docteur? Non, je reste au lit.

Gram. D (tip, ww is onderstreept):

7. Elle est sympa? Non, elle (nooit) n'est jamais. sympa.

8. Elles sont arrivées? Non, elles (nog niet) ne sont pas encore arrivées.

Klaar? Open je laptop > ga leren voor het SO van dinsdag.

Geef het aan als je extra uitleg wilt

Au travail:

Wat ga je doen? Je krijgt nu tijd om je voor te bereiden op de toets van dinsdag. Gebruik Slim Stampen / Study Go / 1e deel oefentoets.

Doe dit individueel in stilte.

Vind je de grammatica nog lastig? Bekijk nog eens de online uitlegvideo / maak online extra opdrachten

Blooket, voca A+B 

Afspraak:

- je gebruikt je eigen naam

https://dashboard.blooket.com/set/6246a9a22d4b22dbd3e5e807

Les devoirs (huiswerk):

- Leren voor het SO van dinsdag

Les buts (leerdoelen):

- 

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Huiswerk bespreken:

Ouvre le livre à la page .....

Pak een rode of groene pen, zodat je de opdrachten kunt nakijken.

Les devoirs = ex. .......

Parler en français:

• Comment tu t'appelles?
• Tu as quel âge?
• ...... 

Tijdens het Frans spreken luisteren we naar elkaar en lachen we elkaar nooit uit!

A, lire 

Ouvre le livre à la page .....

Au travail:

Quoi (wat)? Fais exercice 2B, 4, 6ABC en 7A

Comment (hoe)? Individuellement ou ensemble en 2 (fluisteren)

Temps (tijd)? Tot het einde van de les

Prêt (klaar)? Apprendre vocabulaire A (Slim stampen)