la négation

Vwo 5
Chapitre 5
Grammaire C: la négation
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vwo 5
Chapitre 5
Grammaire C: la négation

Slide 1 - Slide

But
être capable d'appliquer la négation correctement
LE PPT!

Slide 2 - Slide

La négation
In het Frans gebruik je twee woorden voor een ontkenning: ne … pas/plus/jamais/etc.  Ne staat voor de persoonsvorm en de rest van de ontkenning staat erachter.

Je n’ai jamais vu la Tour Eiffel. - Ik heb de Eiffeltoren (nog) nooit gezien.

Slide 3 - Slide

de na ontkenning
Na een ontkenning veranderen de lidwoorden  un/une/des/du/de la  en  de l’ in de of  d’ (voor een klinker of stomme h), behalve na het werkwoord être (zijn).
Il n’a pas encore fait de voyages en Afrique. - Hij heeft nog geen reizen naar Afrika gemaakt.
Ce n’est pas un problème. - Dat is geen probleem.

Slide 4 - Slide

Niets en niemand
Als niets en niemand onderwerp zijn, gebruik je: 
Rien  ne ...
Personne  ne ...

Rien n’est figé. - Niets staat vast.
Personne n’y est encore allé. - Niemand is er nog heen gegaan.

Slide 5 - Slide

Niets en niemand
Als niets lijdend voorwerp is, dan gebruik je ne ... rien. De plek in de zin is net als bij de andere ontkenningen om de persoonsvorm.

Als niemand lijdend voorwerp is, dan gebruik je ne ... personne. Ne komt voor de persoonsvorm, maar personne komt achter het hele gezegde (in plaats van achter de persoonsvorm).

Slide 6 - Slide

Ontkenningen zonder werkwoorden
Als er geen werkwoord in de zin staat, vervalt ne.

Il y a quelqu’un? Non, personne. - Is daar iemand? Nee, niemand
Toi, tu étais d’accord, pas moi. - Jij ging akkoord, maar ik niet.
Tu n’aimes pas le vin? Moi non plus. - Houd jij niet van wijn? Ik ook niet.

Slide 7 - Slide

Ontkenningen met ne ... ni ... ni (noch ... noch / ook niet)
In bepaalde gevallen worden meerdere elementen in een ontkennende zin bij elkaar geplaatst. In die zinnen kun je de ontkenning ne ... ni ... ni gebruiken.

Dit gebeurt vaak bij:
twee of meer hele werkwoorden
meer zelfstandig naamwoorden

Slide 8 - Slide

Sleepvraag: wat is de betekenis?
ne ... que
ne ... plus
ne ... plus jamais
ne ... rien
ne ... aucun
niet meer
niets
slechts
geen enkel
nooit meer

Slide 9 - Drag question

Niemand kent hem =
A
Personne ne le connaît.
B
Ne personne le connaît.
C
Je ne connais personne.
D
Personne ne le connaît pas.

Slide 10 - Quiz

Maak ontkennend:
Je vois quelqu'un
A
je vois quelqu'un personne
B
je ne vois personne quelqu'un
C
je ne vois personne
D
je ne vois pas personne

Slide 11 - Quiz

Quelle est la bonne réponse?
Tu as trouvé quelque chose? (niets)
A
Non, je n'ai pas trouvé.
B
Non, je n'ai pas trouvé rien.
C
Non, je n'ai rien trouvé.
D
Non, je n'ai trouvé rien.

Slide 12 - Quiz

Zij houden niet van katten en ook niet van honden. =
A
Ils n'aiment pas les chats et ne pas les chiens.
B
Ils aiment les chiens et non pas les chats.
C
Ils n'aiment pas non plus les chiens et les chats.
D
Ils n'aiment ni les chats, ni les chiens.

Slide 13 - Quiz

Ik heb niemand gezien. =
A
Je n'ai pas vu personne.
B
Je n'ai personne vu.
C
Personne ne m'a vu.
D
Je n'ai vu personne.

Slide 14 - Quiz

Maak ontkennend.
Vous partez souvent en vacances?
Non, je ..... (nooit)

Slide 15 - Open question

Maak ontkennend.
Il est déjà allé au Maroc?
Non, il .... (nog niet)

Slide 16 - Open question

Maak ontkennend.
Elle mange souvent des frites.
Elle .... (niet meer)

Slide 17 - Open question

Au travail!
Faites exercice 37+38

Slide 18 - Slide