Mensen met een psychogeriatrische, psychiatrische en verstandelijke beperking
C
Alleen voor mensen met psychiatrische problematiek
1 / 38
next
Slide 1: Quiz
VTMBOStudiejaar 1
This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Voor welke doelgroepen is de Wet Zorg en Dwang?
A
Iedereen in Nederland
B
Mensen met een psychogeriatrische, psychiatrische en verstandelijke beperking
C
Alleen voor mensen met psychiatrische problematiek
Slide 1 - Quiz
Voor welke doelgroepen is de Wet Zorg en Dwang?
A
Iedereen in Nederland
B
Mensen met een psychogeriatrische, psychiatrische en verstandelijke beperking
C
Alleen voor mensen met psychiatrische problematiek
Slide 2 - Quiz
Slide 3 - Slide
Revalideren doe je alleen in een revalidatiecentrum
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Welke stelling of stellingen met betrekking tot de revalidatie bij chronische pijn zijn juist? 1. De revalidatie is gericht op het bestrijden van de pijn 2. De revalidatie is gericht op het herstel van de balans tussen belasting en belastbaarheid
A
alleen stelling 1 is juist
B
alleen stelling 2 is juist
C
stelling 1 en 2 zijn beide onjuist
D
stelling 1 en 2 zijn beide juist
Slide 5 - Quiz
Waar is revalidatie op gericht?
timer
0:20
A
Binnen 12 maanden zoveel mogelijk functie terugkrijgen.
B
Weer kunnen functioneren in de maatschappij.
C
Zelfredzaamheid bevorderen binnen 12 weken.
D
Zelfstandig adl-taken uit kunnen voeren.
Slide 6 - Quiz
Revalidatie bestaat uit de volgende fasen:
A
Acute fase, observatiefase, revalidatiefase, zelfstandige fase
leren omgaan met de ziekte/beperking en zoveel mogelijk eigen regie bij de cliënt
B
hoge kwaliteit van leven zonder pijn
C
volledig genezen
D
mantelzorgers ontlasten
Slide 8 - Quiz
TIA
A
Bloeddoorstroming naar de hersenen wordt kort onderbroken
B
Bloeddoorstroming loopt vloeiend
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen een TIA en een CVA?
A
Een TIA is altijd een hersenbloeding
B
Een CVA is altijd een hersenbloeding
C
Een CVA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
D
Een TIA gaat altijd voorbij zonder restverschijnselen
Slide 10 - Quiz
Wat zijn drie symptomen van een CVA?
A
een lamme arm, een scheve mond en verlamming aan de benen.
B
verlamming aan de benen, verstopping van de neus en verwarde spraak.
C
scheve mond, verlamming aan de benen en verstopping van de neus.
D
een scheve mond, ekrachtverlies of verlamming arm/been en verwarde spraak.
Slide 11 - Quiz
CVA
A
Het bloedvat gaan stuk (bloeding)
B
Propje in de hersenen
Slide 12 - Quiz
Meest voorkomende hersenletsel is CVA. Maar waarvoor staat de afkorting CVA?
A
Cerebro vaccilair Accident
B
Cerebro varculair Accident
C
Cerebro Vasculair Accident
D
Cerebro Voculair Accident
Slide 13 - Quiz
GRZ is: Geriatrische revalidatiezorg is kortdurende, multidisciplinaire, op herstel gerichte zorg voor de groep van kwetsbare zorgvragers die na een ziekenhuisopname voor revalidatiebehandeling in een verpleeghuis worden opgenomen. Het doel is om deze zorgvragers terug te laten keren naar de thuissituatie of woonzorgcentra waar ze vandaan komen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Door het maken van een zorg-leef- plan kan je de zorgvrager:
A
Helpen om keuze te maken in zijn dagelijkse activiteiten
B
Helpen zodat hij zijn verhaal niet telkens aan nieuwe medewerkers moet vertellen
C
Ondersteunen in een dagschema
D
Ondersteunen om zijn leven zoveel mogelijk voort te zetten zoals hij dat wil
Slide 15 - Quiz
waarin zijn thuiszorgmedewerkers gespecialiseerd; (meerdere antwoorden mogelijk)
A
vrijwilligerswerk, spoedeisende hulpverlening
B
palliatieve zorg, signalering en preventie
C
psychologische zorg, maatschappelijkwerk
D
mantelzorgonder-steuning, verpleging en verzorging
Slide 16 - Quiz
Welke taken als verzorgende/verpleegkundige heb je in de GRZ?
Slide 17 - Open question
Noem voorbeelden van eerstelijnszorg
Slide 18 - Open question
Wat zijn kenmerken van het werken als vp/vz in de thuiszorg?
Slide 19 - Open question
Thuiszorg geeft ongeplande zorg
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Wat zijn kenmerken van een chronische ziekte?
A
Onomkeerbare aandoening
B
Gemiddeld lange ziekteduur
C
Niet te genezen
D
Bestaat vanaf de geboorte
Slide 21 - Quiz
Bij een chronische ziekte gaat (meestal) om ziekten met een progressief verloop: de ziekte neemt geleidelijk aan in ernst toe.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quiz
Een hulpmiddel moet de zorgvrager zelf aanschaffen in de thuiszorg
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Huishoudelijke hulp en dagbesteding wordt aangevraagd via de WMO, dus ook via de gemeente
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Noem één van de 5 reuzen in de geriatrie (kwetsbare oudere zorgvrager met vaak meerdere aandoeningen)
Slide 25 - Open question
Onvrijwillige zorg is volgens de wet zorg en dwang?
A
Zorg die door de arts wordt opgelegd
B
Zorg die door de vertegenwoordiger of familie wordt opgelegd
C
Zorg waartegen de cliënt (of vertegenwoordiger) zich verzet
Slide 26 - Quiz
Wie valt onder de wet zorg & dwang?
A
Alleen minderjarigen
B
Iedereen
C
Mensen in het doelgroepenregister
D
Mensen met een indicatie of psychogeriatrische aandoening of verstandelijk beperkt
Slide 27 - Quiz
wat betekent WLZ?
A
wet langdurige zorg
B
wet en dwang langdurige zorg
C
wet langdurige verzoring
D
wet en dwang langdurige verzorging
Slide 28 - Quiz
Hoe is het verloop van vasculaire dementie doorgaans?
A
Stapsgewijze achteruitgang
B
Geleidelijke achteruitgang
C
Zeer snelle achteruitgang
Slide 29 - Quiz
Vasculaire dementie kan plotseling ontstaan
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quiz
Wat is Alzheimer?
A
De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende vorm van dementie
B
De ziekte van Alzheimer is de minst voorkomende vorm van dementie.
C
De ziekte van Alzheimer is de meest dodelijke vorm van dementie.
D
De ziekte van Alzheimer is de minst ernstigste voorkomende vorm van dementie.
Slide 31 - Quiz
Wat zijn de symptomen van Alzheimer?
A
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het gewicht en de spraak. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met lichamelijke vaardigheden.
B
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het geheugen en gaat bibberen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met administratieve vaardigheden.
C
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het reuk en smaak vermogen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met dagelijkse vaardigheden.
D
Iemand met alzheimer krijgt problemen met het geheugen. Naarmate de ziekte erger wordt, krijgt iemand steeds meer moeite met dagelijkse vaardigheden.
Slide 32 - Quiz
Voor welke doelgroepen is de Wet Zorg en Dwang?
A
Iedereen in Nederland
B
Mensen met een psychogeriatrische, psychiatrische en verstandelijke beperking
C
Alleen voor mensen met psychiatrische problematiek
Slide 33 - Quiz
Zorgvragers met dementie kunnen geheugen problemen hebben, Het kortetermijngeheugen en/of het langetermijngeheugen is verstoord. Met achteruitgang van het langetermijngeheugen bedoelen we een stoornis in het leren van nieuwe informatie.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 34 - Quiz
Wat past bij iemand die beginnend dementerend is?
A
Een zorgvrager is vergeten dat de dochter zou komen en is niet thuis.
B
Een zorgvrager is vergeten wie zijn dochter is en hoe oud zij is.
C
Een zorgvrager is zijn portemonnee vergeten en komt terug om deze te halen
Slide 35 - Quiz
Dementie
Delier
Depressie
extreem sombere stemming
Persevereren
Confabuleren
Weinig interesse in zelfzorg
Behandelbaar
Maakt geen taalfouten
Kan in een dag onstaan
slechte lichamenlijke conditie
DOS schaal
Verward en angstig
Komt voor bij ouderen
Geheugenstoornis
Verstoord slaap en wekpatroon
Stemmingsstoornissen
Suïcide neiging mogelijk
Slide 36 - Drag question
De Realiteits- en Oriëntatie Benadering (ROB) is een benaderingswijze bij zorgvragers die zich in het beginstadium van dementie bevinden. Klokken met een duidelijke wijzerplaat en wijzers, ruimten voorzien van aanduiding door tekst en/of symbolen en de zorgvrager met zijn naam aanspreken en die veel gebruiken, horen daarbij
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quiz
Snoezelen is een methode om met licht demente ouderen contact te maken door zintuigstimulatie.