This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Aanwijzend voornaamwoord en ww vouloir en pouvoir
Slide 1 - Slide
aanwijzend voornaamwoord
Nederlands: deze/die en dit/dat
Frans: ce, cet, cette, ces
Slide 2 - Slide
Hoe dan?
Mannelijk vrouwelijk meervoud mannelijk begin klinker
ce cette ces cet
denk ook aan : ce matin, cet après-midi, ce soir
vanochtend, vanmiddag, vanavond
Slide 3 - Slide
Hoe vertaal je dit in de zin : ... hôtel est beau
A
ce
B
cette
C
ces
D
cet
Slide 4 - Quiz
Hoe zeg je dit in de zin: ... maison est belle.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 5 - Quiz
Hoe zeg je dit in de zin: .... filles dansent bien.
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces
Slide 6 - Quiz
Pouvoir = kunnen
je peux
tu peux
il/elle peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
vouloir = willen
je veux
tu veux
il/elle veut
nous voulons
vous voulez
ils/elles veulent
Slide 7 - Slide
Wij kunnen
A
nous pouvons
B
vous pouvez
C
il peut
D
tu peux
Slide 8 - Quiz
Ik kan kijken
A
je peux regarder
B
je peux regardé
C
tu peux regarder
D
tu peux regardé
Slide 9 - Quiz
Hij wil rijk zijn
A
tu veux être rich
B
tu peux être rich
C
il veut être rich
D
il peut être rich
Slide 10 - Quiz
Kleine oefening uit het boek
Pak je boek. Ga naar bladzijde 130 en 131.
Onderstreep in de Franse zinnen de aanwijzend voornaamwoorden en de werkwoordsvormen van vouloir en pouvoir
Slide 11 - Slide
Oefenen op Grandes Lignes online
In de online versie kun je in de linker kolom helemaal onderaan naar "boîte à grammaire", hier vind je per onderwerp oefeningen. Maak hier gebruik van!
Slide 12 - Slide
Ik weet hoe ik het aanwijzend voornaamwoord moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃
Slide 13 - Poll
Ik weet hoe ik de werkwoorden pouvoir en vouloir moet vervoegen