4H ser / estar

4 havo hoy
Ej. 18 nakijken
ser/estar
Vocabulario
1 / 17
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4 havo hoy
Ej. 18 nakijken
ser/estar
Vocabulario

Slide 1 - Slide

ser + estar

Slide 2 - Slide

Emoties aangeven
ESTAR
SER
Karaktereigenschappen
Beroepen
Zich bevinden
Wanneer iets plaatsvindt
Nationaliteit

Slide 3 - Drag question

Kies tussen ser/estar:
Vosotros..........en la escuela.
A
sois
B
estáis

Slide 4 - Quiz

Kies tussen ser/estar:
Tú....... médico.
A
eres
B
estás

Slide 5 - Quiz

uiterlijk beschrijven

Slide 6 - Slide

postuur
hij / zij is lang / klein / dik / dun > SER
ES ……
(alto/a / bajo/a  / gordo/a  / delgado/a )


Slide 7 - Slide

haar / ogen
 hij / zij heeft blond / rood / bruin / zwart haar  > TENER
hij / zij heeft kort / lang / steil / gekruld haar > TENER
TIENE EL PELO …….
(rubio / rojo / castaño / negro)
(corto / largo / liso / rizado)
           hij / zij heeft bruine / blauwe / groene / zwarte ogen > TENER
TIENE LOS OJOS …….
(marrones / azules / verdes / negros)


Slide 8 - Slide

accessoires
hij / zij heeft (“draagt”) een baard / snor / bril > LLEVAR
LET OP: IN HET SPAANS ZÓNDER “EEN”
LLEVA ….. BARBA / BIGOTE / GAFAS (BRIL IS MEERVOUD!!)


Slide 9 - Slide

kleding
hij / zij draagt een t-shirt / een spijkerbroek
LLEVA …. UNA CAMISETA ….. / UNOS VAQUEROS ….....

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

¿Cómo es?
¿Cómo es su pelo?
¿Cómo son sus ojos?
¿Qué lleva?

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

¿Cómo es?
¿Cómo es su pelo?
¿Cómo son sus ojos?
¿Qué lleva?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

¿Cómo es?
¿Cómo es su pelo?
¿Cómo son sus ojos?
¿Qué lleva?

Slide 16 - Open question

Woordenlijst
Maak zelf een woordenlijst van HS 2 voor de schrijftoets
Let op: NL-SP

Slide 17 - Slide