Autoportrait 4 3havo (20-01)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Goedemorgen!!

Pak je werkboek, aantekeningenschrift en etui.

Ga lezen in je Nederlands boek of ga steek je vinger op voor een kruiswoordpuzzel (basiswoorden)

Aujourd'hui, c'est lundi

H3A

Le programme:

- Startopdracht autoportrait in duo's 

- Individuele opdracht: haal de fouten uit de tekst

- Au travail: autoportrait afmaken + schrijfopdracht

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les heb je het boekje autoportrait ingevuld én ingeleverd

- Aan het einde van de les ben je startklaar voor de schrijftoets 

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Startopdracht in duo's:

Via Magister zijn er tweetallen gevormd. Na de uitleg ga je wisselen van plek. Dit is ook je plek voor dit lesuur. Wat ga je doen?

1) Noteer in een schrift / blaadje 5 thema's die je tijdens de schrijftoets kunt behandelen (in het Nederlands)

2) Schrijf onder deze 5 thema's zoveel mogelijk sleutelwoorden (in het Frans) die hierbij horen

Bijvoorbeeld -> thema familie = frère / mère......

Klaar? Bedenk nog meer thema's & sleutelwoorden (hoe meer, hoe beter)

Individuele opdracht

Wat ga je doen? Haal de 7 fouten uit de tekst. Noteer de fouten op een blaadje of in je schrift.

Klaar? Ga zelfstandig werken en je maakt je boekje af voor morgen. Klaar?

Schrijf een tekstje over jezelf en laat dit nakijken door ChatGPT. Vraag gelijk om 2 duidelijke leerpunten voor schrijfvaardigheid. Klaar? Breid je woordenschat uit door mindmaps te maken of nieuwe woorden op te zoeken. Klaar? Ga bezig voor een ander vak

Dit is ook het moment om aan te geven als je wilt dat je tekst wordt nagekeken door docent

Welke fouten vielen je op?

Correctie met verbeteringen

J'habite à Rijssen

J'habite dans (in) une petite ville.

Lever de autoportrait boekjes voorin in op het bureau.

Volgende les -> voorbereiden toets in toetsweek februari

A, lire 

Ouvre le livre à la page .....

Au travail:

Quoi (wat)? Fais exercice 2B, 4, 6ABC en 7A

Comment (hoe)? Individuellement ou ensemble en 2 (fluisteren)

Temps (tijd)? Tot het einde van de les

Prêt (klaar)? Apprendre vocabulaire A (Slim stampen)