Betoog

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1,4

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Je leert een schrijfplan te maken voor het schrijven van een overtuigende tekst -> een betoog. 

Slide 2 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?


Uitleg betoog
Starten met een schrijfplan


Slide 3 - Slide

Wat is een betoog?
De schrijver geeft zijn mening over een onderwerp
Hij verdedigt zijn mening met argumenten
Hij wil de lezer overtuigen

Slide 4 - Slide

Inleiding van je betoog
Noem het onderwerp en het probleem
In de laatste zin staat je standpunt

Slide 5 - Slide

Middenstuk van je betoog
Leg je mening uit met argumenten
Geef elk argument een eigen alinea
Met deze argumenten moet je de lezer overtuigen
Gebruik signaalwoorden voor de opsomming van de argumenten
Ten eerste, ten tweede... etc.
Bovendien, ook.

Slide 6 - Slide

Argument 1
Benoem je argument
Om te beginnen, ten eerste, allereerst

Onderbouw je argument. Geef uitleg of gebruik een voorbeeld
Omdat, want, immers, namelijk

Slide 7 - Slide

Argument 2
Benoem je argument
Ook, ten tweede, bovendien, verder, daarnaast

Onderbouw je argument. Geef uitleg of gebruik een voorbeeld
Omdat, want, immers, namelijk

Slide 8 - Slide

Argument 3 
Benoem je argument
Ook, ten derde, bovendien, verder, daarnaast

Onderbouw je argument. Geef uitleg of gebruik een voorbeeld
Omdat, want, immers, namelijk

Slide 9 - Slide

Slot van je betoog
Geef je conclusie: Herhaal KORT je argumenten en je standpunt
of geef antwoord op de vraag die je in de inleiding heb gesteld.
Gebruik in je conclusie ook een signaalwoord
Dus, kortom, daarom... etc.

Slide 10 - Slide

Titel
Als laatst bedenk je een bijpassende titel

Slide 11 - Slide

Stelling
Sportclubs moeten gratis worden voor jongeren.

Slide 12 - Slide

Argumenten voor

Slide 13 - Mind map

Argumenten tegen

Slide 14 - Mind map

Aandachtspunten
  • Denk aan de spelling van (werk)woorden.
  • Denk aan alinea's
  • Denk aan hoofdletters, komma's, punten.
  • Gebruik feiten voor het betoog.
  • Gebruik signaalwoorden.
  • Lees de zinnen goed na, staan woorden in de goede volgorde? 'Loopt' de zin lekker?

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Wat ga je vandaag doen?
Maak een schrijfplan met je:
  • Onderwerp
  • Standpunt/Stelling
  • Argumenten

Klaar? Start met schrijven!

Slide 16 - Slide