Verwijswoorden HA3A en F

Welkom!
Aan het einde van de les...

...kun je de juiste verwijswoorden gebruiken;

...weet je welke woorden mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn.
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
Aan het einde van de les...

...kun je de juiste verwijswoorden gebruiken;

...weet je welke woorden mannelijk, vrouwelijk of onzijdig zijn.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Betrekkelijk voornaamwoord
In hoofdstuk 1 hebben we 
het gehad over 
het betrekkelijk voornaamwoord.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Die, dat, wie en wat zijn de meest voorkomende
betrekkelijke voornaamwoorden.
Hoe heet het woord waarnaar een betrekkelijk voornaamwoord verwijst?

Slide 3 - Open question

antecedent
Vul het juiste woord in.
Heb jij de film al gezien ... ik jou gegeven had?
A
die
B
dat

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Vul het juiste woord in.
De vriend ... ik elke dag naar school fiets, is vandaag ziek.
A
waarmee
B
met wie

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Vul het juiste woord in.
Het allerlekkerste ... ik ooit gegeten heb, is tiramisu.
A
dat
B
wat

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Vul het juiste woord in.
De trainer geeft vaak persoonlijke tips, ... Joey erg waardeert.
A
wat
B
dat

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Verwijswoorden
Mijn ouders kochten een vakantiehuis in Frankrijk, wat wij 
erg leuk vonden.

Mijn ouders kochten een vakantiehuis, dat wij erg leuk vonden.


Wat is het verschil in betekenis in beide zinnen?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Vul het juiste woord in.
Karlijns ouders wonen vlakbij.
Ze bezoekt ... regelmatig.
A
hen
B
hun

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het woordje 'haar' in onderstaande zin?

"De jongen wees naar haar."
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke voornaamwoorden staan in deze zin:

Hij heeft dat boek van mij gejat.
A
persoonlijk en bezittelijk
B
persoonlijk en aanwijzend
C
persoonlijk en betrekkelijk
D
persoonlijk, aanwijzend en bezittelijk

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions