Komma, dubbele punt en aanhalingsteken (2e keuze NE)
Spelling H.6
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Spelling H.6
Komma
Dubbele punt
Aanhalingstekens
Slide 1 - Slide
Als jij de groente snijdt, bak ik het vlees.
= komma tussen twee PV's
Slide 2 - Slide
Goed of fout geschreven? Als jij de groente snijdt bak ik het vlees.
A
Goed
B
Fout
Slide 3 - Quiz
Goed of fout geschreven? Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout
Slide 4 - Quiz
Rianne spreekt Nederlands, Engels en Duits.
= opsomming
Slide 5 - Slide
Goed of fout geschreven? Hé wat ga je doen?
A
Goed
B
Fout
Slide 6 - Quiz
Hé, wat ga je doen?
= komma na een uitroep
Slide 7 - Slide
Goed of fout geschreven? Mijn broertje wil in de sneeuw spelen maar ik blijf liever binnen.
A
Goed
B
Fout
Slide 8 - Quiz
Mijn broertje wil in de sneeuw spelen, maar ik blijf liever binnen.
= komma voor een verbindingswoord
Slide 9 - Slide
Goed of fout geschreven? Rianne spreekt drie talen Nederlands, Engels en Duits.
A
Goed
B
Fout
Slide 10 - Quiz
Rianne spreekt drie talen: Nederlands, Engels en Duits.
= dubbele punt voor een opsomming
Slide 11 - Slide
Goed of fout geschreven? Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
A
Goed
B
Fout
Slide 12 - Quiz
Mijn broertje riep: "Ik ga in de sneeuw spelen!"
= dubbele punt voor een citaat + aanhalingstekens
Slide 13 - Slide
Aanhalingstekens
Directe rede = wat iemand letterlijk zegt = een citaat
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen." "Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman. "Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."
Slide 14 - Slide
Denk om de hoofdletters en leestekens!
De weerman zei: "Volgend weekend kunnen we schaatsen."
"Volgend weekend kunnen we schaatsen", zei de weerman.
"Volgend weekend", zei de weerman, "kunnen we schaatsen."
Slide 15 - Slide
Verschillende aanhalingstekens
De weerman zei: 'Volgend weekend kunnen we schaatsen.'
'Volgend weekend kunnen we schaatsen', zei de weerman.
'Volgend weekend', zei de weerman, 'kunnen we schaatsen.'
Slide 16 - Slide
Schrijf nu een zin op met: - twee PV's naast elkaar (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 17 - Open question
Schrijf nu een zin op met: - een citaat erin (denk ook om hoofdletters en punten)
Slide 18 - Open question
Ken je het verschil tussen directe en indirecte rede?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje
Slide 19 - Quiz
In hoeverre kun je aanhalingstekens juist plaatsen?