Twee zinnen aan elkaar 'geplakt', waarvan 1 zin de hoofdzin is en de andere zin de bijzin is.
De bijzin begint met woorden als:
aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, ....
De pv en het ond. staan NIET naast elkaar.
Voorbeeld: Hij heeft veel huiswerk, terwijl hij maar weinig tijd heeft.