Les 18

Les 18
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Les 18

Slide 1 - Slide

Meedoen?
lessonup.app
of
download de app: LessonUp-app
Vul de code in:

Slide 2 - Slide

Programma
  1. nieuws
  2. bespreken planning examens
  3. voorbereiding examen lezen/luisteren 
  4. leesstrategie toepassen op examen
5. functies inleiding & slot & andere gedeeltes
6. enkele begrippen
7. kijk en luisterstrategie examen 

Slide 3 - Slide

nieuws
* volgende week dinsdag uitleg over toewerken examens spreekvaardigheid

* aanstaande donderdag 18:00 vragenuurtje

*leescafé over 'de wandelaar': wordt opnieuw ingepland

Slide 4 - Slide

Over Taalblokken...

Persoonlijke leerroute in taalblokken zie je als de code van de klas is geselecteerd. Als je kiest voor alle materialen, dan zie de alles wat er in Taalblokken staat.

Slide 5 - Slide

Check in: hoe gaat het met je?
(school, werk, privé)
😒🙁😐🙂😃

Slide 6 - Poll

Lesdoelen
-Je kent de leesstrategie voor (examen)teksten
- Je kent functies van de inleiding en slot van een tekst
-Je kent andere functies van tekstgedeelten
-je kent de volgende begrippen: feit, standpunt, argument
-je kent sterke, zwakke en foute (drogreden) argumenten 
-je hebt kennis van de kijk/luisterstrategie op het examen
-je ziet veelvoorkomende woorden in het examen 

Slide 7 - Slide

Planning examens
zoals het er nu voorstaat:
lezen/luisteren =  1 centraal examen in Utrecht in mei

spreken/gesprekken voeren = 2 examens
1: (online) gesprek met medestudenten: kun je versnellen (daarom nu gelijk beginnen met lezen/luisteren)
2: presentatie bij eindgesprek


Slide 8 - Slide

examen lezen/luisteren
-centraal examen
-telt voor 50% mee
-1 cijfer
-lezen/luisteren (en kijken)
-meerkeuze 

Slide 9 - Slide

examen lezen/luisteren
-zakelijke teksten
-b.v. maatschappelijk relevante thema's
-meerdere teksten/fragmenten
-duur examen is 120 minuten (twee uur)
-digitaal

Slide 10 - Slide

Voorbereiden met Taalblokken
 -bouwstenen 1 tm 8 > focus op lezen/luisteren
-extra oefenen > 12 lessen lezen + 12 lessen luisteren
-! examentraining > uitleg met video's
-een toets (klaar te zetten door docent)

Slide 11 - Slide

Maak zo snel mogelijk:
Een oefenexamen!
zelf oefenen via 'facet' (tip: gebruik google chrome)
Kies altijd 3F (via taalblokken of 'facet')
Plan 2 uur in

Slide 12 - Slide

Plan van aanpak:
1: bestudeer in taalblokken bij examentraining 3F
'aanpak examens'
2: maak een examen (kan via website van facet) = 2 uur
3: kijk aan het eind goed naar je eindcijfer
4: kritische evaluatie: hoe sta je ervoor? (zie volgende slide)


Slide 13 - Slide

maken oefenexamen
-via facet? kijk aan het eind goed naar je eindcijfer/rapportje uitdraaien.
-En vraag je af: wat ging goed/wat moet ik verbeteren?
bijvoorbeeld: mijn woordenschat? vind ik het makkelijk/moeilijk?
Snap ik de onderwerpen van de teksten? (zo nee: verrijk je horizon: kranten, podcasts, actualiteitenprogramma's)

Slide 14 - Slide

Literatuur
Lezen van literatuur: vergroot je woordenschat en leesvaardigheid en geniet van je boek.

Slide 15 - Slide

Oefenexamen
Zie hierna voor de website van 'facet'. Gebruik Google Chrome!

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Hoe?
-kies een recent examen via de website van 'facet'.
-klik aan de linkerkant op een examen 3F niveau
-scroll naar beneden en kies start examen/toets
-gebruik de strategie die je deze les leert
-extra doel: herkennen dat alle theorie van de bouwstenen uit Taalblokken relevant is!

Slide 18 - Slide

info rijksoverheid over examen
zie volgende slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Link

Leesstrategie
Bij het lezen van je examen gebruik je leesstrategieën:
1: je leest/kijkt verkennend naar de tekst
2: je leest de vraag heel intensief
3: je leest het gedeelte intensief waarin het antwoord staat
4: probeer het antwoord zelf te bedenken
5: kies vervolgens het meest passende antwoord

Slide 21 - Slide

Welke leestrategie pas je toe bij je examen?

Slide 22 - Open question

functies van de inleiding
1: het onderwerp aankondigen of beschrijven
2: het aankondigen van de centrale vraag of probleem
3: de aandacht trekken (uitspraak of anekdote)
4: een korte samenvatting waar de tekst over gaat
5: een stelling /mening geven
6: de reden=aanleiding geven van de schrijver
7: iemand introduceren of 8: de opbouw tekst aankondigen


Slide 23 - Slide

functies van de inleiding
Bedenk dat er andere functies mogelijk zijn:
-geven van een voorbeeld
-het uitspreken van een verwachting
-het beschrijven van een conclusie
-een aanbeveling verstrekken
En schrijvers combineren deze functies....

Slide 24 - Slide

Welke functies van een inleiding ken je?

Slide 25 - Mind map

functies slot van een tekst
In het slot vind je vaak de hoofdgedachte van een tekst. De functie van het slot hangt tevens samen met het doel van de tekst.
Voorbeelden: -een tekst met een overtuigend doel heeft een conclusie in het slot
-als het doel van de tekst informeren is, dan kan het slot een samenvatting zijn.

Slide 26 - Slide

functies van slot (bijvoorbeeld)
-conclusie
-een samenvatting
-een advies
-een waarschuwing
-een oproep

Slide 27 - Slide

Noem een voorbeeld van een functie van het slot van een tekst

Slide 28 - Open question

De functie van een alinea
Elke alinea heeft een functie. Bijvoorbeeld;
-aanbeveling (=advies)
-afweging (voor- en nadelen afwegen)
-argument (waarom vindt de schrijver dit?)
-bewering/standpunt (een mening die je vervolgen met argumenten moet onderbouwen)

Slide 29 - Slide

De functie van een alinea
voorbeeld
-verklaring (=hoe is dit ontstaan?)
-toelichting (= extra informatie)
-conclusie (= een gevolgtrekking)
-gevolg (=wat zijn de gevolgen?)
-oorzaak (=de oorzaak ergens van)

Slide 30 - Slide

De functie van een alinea
-samenvatting (=de tekst in enkele zinnen samengevat)
-opsomming (=een reeks van bijv. voorbeelden of verklaringen of meningen)
-tegenstelling: (het tegenovergestelde van wat eerder is geschreven)

Slide 31 - Slide

Noem een voorbeeld van een functie van een alinea

Slide 32 - Open question

Hoe zat het ook al weer?
-feit: kun je controleren of het waar is/je kunt bewijzen dat het waar is
-standpunt: je bent het er mee eens of niet. De een vindt van wel, de ander vindt van niet. Een standpunt is hetzelfde als: een mening, stelling of bewering.
-een standpunt is niet te bewijzen met feiten. Je gebruikt argumenten om de ander te overtuigen dat je mening juist is.

Slide 33 - Slide

Argumenten

Een standpunt is overtuigender als er sterke argumenten gebruikt worden. Bij veel standpunten worden er echter foute of zwakke argumenten gebruikt om anderen te overtuigen.

Slide 34 - Slide

Sterke argumenten:
Sterke argumenten zijn argumenten die je kunt controleren:

-feiten
-ervaringsargument
-gezagsargument (iemand die veel afweet van een onderwerp)

Slide 35 - Slide

zwakke argumenten:
zwakke argumenten zijn gebaseerd op een gevoel of een persoonlijke overtuiging.


Slide 36 - Slide

foute argumenten
Een fout argument noemt men een drogreden. Bijvoorbeeld:
-een algemene regel uitroepen op basis van te weinig gegevens (=overhaaste generalisatie)
-doen alsof er maar twee mogelijkheden zijn
-een foute conclusie trekken
-een deskundige citeren die op dat terrein helemaal niet deskundig is = misbruik van autoriteit

Slide 37 - Slide

foute argumenten=drogreden
-aanval op de persoon= iemand kleineren of op de persoon spelen
-circelredenering: het standpunt herhalen als argument
-publiek bespelenp: iets beweren waar iemand moeilijk tegenin kan gaan (Wie wil zich als weldenkend mens aanmelden bij zo'n organisatie?)


Slide 38 - Slide

foute argumenten = drogreden
-beroep doen op de meerderheid (...is een slechte zaak, want de meeste Nederlanders zijn ertegen.)

Slide 39 - Slide

Beschrijf in eigen woorden wat een drogreden is (definitie van drogreden)

Slide 40 - Open question

kijk en luisterstragie (examen)
1: bekijk/beluister het fragment eerst verkennend
2: lees de vraag heel goed/intensief
3:kijk/luister zoekend totdat je het gedeelte hebt gevonden dat het antwoord geeft
4: kijk/luister dat gedeelte heel intensief (desnoods herhalen)
5: Probeer eerst zelf een antwoord te geven
6: je kiest voor het meest passende antwoord

Slide 41 - Slide

test jezelf: ken je de betekenis?
analogie, beschouwing, betoog, bewering, consistent, hypothese, generalisatie, drogreden, hoofdgedachte, illustratie, globaal, weerlegging, relativering, subargument, paradox, relatief, strekking, nuancering, verwijt, uiteenzetting, uitwerking, opvatting, vraagstelling, tegenwerping, oneigenlijk, factor, element, citeren, betoog, analyse, bedenking, bezwaar, impliciet, globaal, formulering, exclusief, illustratie.

Slide 42 - Slide

huiswerk
-bouwstenen: 7/8. Voor lezen/luisteren richt je je op lezen/luisteren
-komende weken: maak een proefexamen via taalblokken examentraining of facet (= 2 uur)
-lees vooraf 'examentraining - aanpak examen in taalblokken'
-optioneel: zoek de betekenis is van de woorden in de slide hiervoor. Deze woorden kunnen in het examen staan

Slide 43 - Slide

Bedankt en fijne week
A.s. donderdag 18:00 vragenuurtje (herexamens, planning etc.)

En voor wie deze week examen doet: veel succes!

Slide 44 - Slide