Woordenschat hout Hoofdstuk 1

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Voorbereiding op de toets Hoofdstuk 1

Een lang en dun stuk hout

1. spint
2. plank
3. nerf
4. noest

Hout van tropische loofbomen

1. hardhout
2. zachthout
3. zoethout
4. open haard hout

Het uiteinde van een plank

1. balk
2. triplex
3. kopse kant
4. spint

speciale jas die je kleding beschermt

1. winterjas
2. stofjas
3. veiligheidsjas
4. overall

Lijnen in het hout

1. spint
2. plank
3. noest
4. nerf

Een kist om gereedschap in op te bergen

1. gereedschapskist
2. gereedschapskastje
3. opbergkist
4. kledingkast

Een lang en dik stuk hout

1. kopse kant
2. spint
3. balk
4. plank

En donkere plek in het hout waar een tak heeft gezeten

1. nerf
2. noest
3. spint
4. plank

Drie laagjes op elkaar gelijmd hout

1. spekkoek
2. multiplex
3. plaatmateriaal
4. triplex

Mer dan drie laagjes op elkaar gelijmd hout

1. triplex
2. multiplex
3. hardhout
4. plaatmateriaal

Het jongste hout

1. spint
2. nerf
3. noest
4. babyhout

Een plaat van hout

1. Houten kop
2. Plaatmateriaal
3. multiplex
4. triplex

Super gedaan!