Het Interbellum nog bewerken

Het Interbellum 1919-1939

De periode tussen de 2 wereldoorlogen
1 / 52
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3,4

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Het Interbellum 1919-1939

De periode tussen de 2 wereldoorlogen

Slide 1 - Slide

Doelen vandaag

-3 problemen Weimarrepubliek kunnen herkennen en uitleggen.

Begrippen: Interbellum / Weimarrepubliek / Dolkstootlegende / Hyperinflatie / Dawesplan

Slide 2 - Slide


Interbellum


Een interbellum (van het Latijn inter, tussen en bellum, oorlog) is een periode tussen twee oorlogen.

Het interbellum is de periode tussen de Eerste en de Tweede Wereldoorlog (1918-1939)

Slide 3 - Slide


Interbellum


Waarom kiezen we voor het jaar 1919 en 1939?
  • 1919 verdrag van Versailles (en de Republiek van Weimar in Duitsland)
  • 1939 Hitler valt Polen binnen / begin Tweede Wereldoorlog.

Slide 4 - Slide

Werd de naam interbellum vóór of na de Tweede Wereldoorlog verzonnen?
A
Voor
B
Na

Slide 5 - Quiz

In welk jaar eindigde de Eerste Wereldoorlog?
A
1916
B
1917
C
1918
D
1919

Slide 6 - Quiz

Gevolgen verdrag Versailles voor Duitsland?

Slide 7 - Slide

Hoe gaat het met Europa?
Na de Eerste Wereldoorlog ligt een groot deel van Europa in puin. Vooral in Duitsland:  chaos vanwege het Verdrag van Versailles (herstelbetalingen aan België en Frankrijk).
Gevolg: veel werkeloosheid en woede.

Daardoor wordt de nieuwe regering niet gesteund en zij moeten zelfs uit Berlijn vluchten naar het stadje Weimar. Vandaar dat dit regime ook de Weimar-republiek werd genoemd (1918-1933).

Slide 8 - Slide


Slide 9 - Slide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (1)
  • Eerste democratie in Duitsland ontstond: Republiek van Weimar (1919)

  • Verlies van de oorlog komt hard aan, zowel emotioneel als economisch. 

  • De herstelbetalingen zijn niet op te brengen door de regering, en de inflatie is groot.

Slide 10 - Slide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
Inflatie betekent dat geld veel minder waard wordt. Je kunt dus minder kopen met hetzelfde geld.
Of: je hebt veel meer geld nodig om hetzelfde te kopen

Als banken geld bijdrukken spreken we van hyperinflatie

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog
 Prijs van 1 kilo brood
December 1921: 4 Mark 
December 1922:  163 Mark 
Januari 1923:  250 Mark 
April 1923: 474 Mark 
Augustus 1923: 69.000 Mark 
November 1923:  201.000.000.000 Mark

1 mark = 0.51 euro

Slide 13 - Slide

Korte opdracht (10 min.)
Ga met degene die naast je zit op zoek naar de betekenis van de dolkstootlegende.
Gebruik hiervoor of je boek (5.2) of Lessonup (volgende dia).
Leg elkaar vervolgens de dolkstootlegende uit.
We wisselen klassikaal kort uit.

Slide 14 - Slide

De dolkstootlegende

Het grote onverslaanbare Duitse Leger

De democratische regering die de vrede van Versailles tekent.

Let ook op de karikatuur van de Joodse man.

De dolkstootlegende; de democratische regering valt het Duitlse leger in de rug (laf) aan.

Slide 15 - Slide

Samengevat
De Republiek van Weimar had vanaf de start 3 grote problemen:
1. Dolkstootlegende
2. Nadelige vrede van Versailles
3.Landen wilden niet samenwerken met de nieuwe Republiek van Weimar

Slide 16 - Slide


Bezetting van het Ruhrgebied
1923-1924



Omdat Duitsland de herstelbetalingen niet meer kan opbrengen, 
bezetten Franse troepen het Ruhrgebied om Duitsland te dwingen tot betalen.

Dit was toegestaan volgens het Verdrag van Versailles.
Franse troepen bezetten Essen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Duitsland na de Eerste Wereldoorlog (2)

  • Het vertrouwen in de republiek (democratie) is laag.

  • Verschillende groepen (extreemlinks/extreemrechts) proberen de macht te grijpen (staatsgreep) en er is veel politiek geweld (o.a. moorden op politici)

Slide 19 - Slide

Oplossing: Het Dawesplan: 1924

Amerika leent geld aan Duitsland >
Duitsland gebruikt dat geld om haar economie op te bouwen >
Duitsland betaalt herstelbetalingen aan Frankrijk en België >
Frankrijk en Engeland kopen hun herstelproducten van Amerika, dus de Amerikaanse economie heeft er ook baat bij

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Lees 5.2 goed door. KIes uit elke categorie ten minste 2 vragen (zie einde blz in je WB).
Vind je het lastig? Bekijk dan (met oortjes) het volgende filmpje (volgende dia).


Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Doelen vandaag

-3 problemen Weimarrepubliek kunnen herkennen en uitleggen.

Begrippen: Interbellum / Weimarrepubliek / Dolkstootlegende / Hyperinflatie / Dawesplan

Slide 24 - Slide

De economische crisis 1929
De wereldwijde economische crisis begon in Amerika. Doordat daar de aandelenbeurs crashte raakten ook andere landen in financiële problemen. Duitsland werd extra hard geraakt doordat de Amerikanen het Dawes-plan stopten. 
De grote ellende zorgde er voor dat de Duitsers massaal op Hitler gingen stemmen die werkgelegenheid en een groot Duitsland beloofde.

Slide 25 - Slide

De crisis in Nederland
In Nederland werd onder premier Colijn gekozen voor de 'aanpassingspolitiek': Er gaat niet meer geld uit dan dat er binnenkomt. Dit betekende bezuinigingen op alle gebieden. Het gevolg: werkeloosheid
De oplossing: werkverschaffingsprojecten
Om zwartwerken tegen te gaan moesten de werkelozen dagelijks uren in de rij staan voor hun uitkering.

Slide 26 - Slide

Het Interbellum: 3 dictaturen

Sovjet Unie (v.a. 1917)
Italië (v.a. 1922)
Duitsland (v.a. 1933)

Dictatuur is een regeervorm waar 1 iemand of een klein groepje mensen de baas is. In een dictatuur is geen vrijheid van meningsuiting en heeft het volk niks te zeggen.

Slide 27 - Slide

Italië
  • Mussolini komt hier in 1922 aan de macht
  • Hij maakt van Italië een fascistisch land (fascisme)
  • Hij is tegen democratie en pakt iedereen aan die anders denkt dan Il Duce
  • Mussolini is het grote voorbeeld van Adolf Hitler

Slide 28 - Slide

Sovjet-Unie (Rusland)
  • Stalin maakt in 1925 van de Sovjet-Unie een communistische dictatuur
  • In het communisme is alles van de overheid en is iedereen gelijk
  • Stalin ging uit van 5-jarenplannen, indoctrinatie, strafkampen (Goelags), propaganda en leiderverering.

Slide 29 - Slide

Propaganda = reclame maken voor de leider en zijn ideeën.

Slide 30 - Slide

Hitler aan de macht
Adolf Hitler was tot aan de economische crisis (1929) een onbeduidende politicus. Door de ontevredenheid van de bevolking te gebruiken werd Hitler in 1932 verkozen tot bondskanselier. Hij moest samenwerken met andere partijen, dus hij had niet de volledige macht.

Slide 31 - Slide

Belangrijkste standpunten Hitler:
1. Weg met het Verdrag van Versailles

2. Weg met de Weimarrepubliek:
Hitler geloofde in de Dolkstootlegende en vond dat de democratische regering en het parlement na de Eerste Wereldoorlog het volk hadden verraden. Eén leider: geen democratie.

3. Weg met de werkloosheid: werkverschaffingsprojecten

Slide 32 - Slide

Rijksdagbrand 1933

Slide 33 - Slide

Machtigingswet geeft Hitler onbeperkte macht in 1933

  • Alle andere politieke partijen worden verboden.
  • Tegenstanders (zoals communisten en kritische journalisten) worden gearresteerd.
  • Deze tegenstanders worden in concentratiekampen opgesloten.
  • Censuur en propaganda blijven belangrijk voor Hitler en zijn partij.
  • Alle media staan ten dienste van de NSDAP

Slide 34 - Slide

4.4. Eén volk, één land, één leider, 1933 - 1939

Slide 35 - Slide

Ein Volk, Ein Reich, Eine Wille, Ein Fuhrer
Hitler schreef in Mein Kampf dat hij een groot, raszuiver rijk wilde stichten waarin iedereen dacht en deed zoals hij dat wilde. Om dat doel te bereiken heeft hij het Nationaal-socialisme op basis van het Fascisme bedacht, maar dan met 2 belangrijke toevoegingen:

Slide 36 - Slide

Lebensraum en Rassenleer
1 Volk: Rassenleer: Hitler wilde de Joden wegpesten uit Duitsland met achterlating van hun bezittingen. Hij noemde de Joden etc. Untermenschen. Het Arische (Germaanse) ras was superieur.
1 Reich: Lebensraum: Hitler wilde een groot rijk om zijn Arische  volk leefruimte te geven. Hij wilde alle Duitstaligen in zijn rijk huisvesten (Alle Deutscher heim ins Reich)

Slide 37 - Slide

Eine Wille, Ein Fuhrer
Eine Wille: Totalitaire staat: Iedereen moest denken en doen zoals de Fuhrer dat wilde. Het volk moest middels terreur, censuur, propaganda en gelijkschakeling gehersenspoeld worden. Andersdenkenden werden verwijderd.
Ein Fuhrer: Fuhrerprincipe: Hitlers wil was wet en hij moest overal gevolgd worden, zonder enige kritiek. 

Slide 38 - Slide

Totale gelijkschakeling
  • Hitler wilde DU weer een groot en machtig maken (Derde Rijk) en streefde naar een totalitaire samenleving.

  •  Om dit te realiseren onderging Duitsland binnen twee jaar een proces van nazificatie en gelijkschakeling
  • Andere politieke partijen werden verboden en tegenstanders werden opgesloten in bijv. Dachau.

Slide 39 - Slide

Indoctrinatie op alle niveaus van de samenleving

  • Schoolboeken vervangen door leermethodes van de nationaalsocialisten

  • Jongens moesten lid worden van de Hitlerjugend en meisjes van de Bund Deutscher Mädel

Slide 40 - Slide

Klaslokalen in Nazi-Duitsland

Slide 41 - Slide

De Hitler-jugend
De jongens gingen bij de Hitlerjugend en kregen les in vechten, sporten, navigeren etc. zodat zij goede soldaten zouden worden. De meisjes moesten bij de Bund Deutsche Mädel en werden voorbereid op het baren en opvoeden van nieuwe Arische kinderen.

Slide 42 - Slide

De SA (Stürmabteilung)
  • Bruinhemden: zorgden voor terreur in de straten en vielen communisten aan. 
  • Nacht van de Lange Messen juni 1934.
  • De top van de SA wordt vermoord door de SS. De SA wordt omgedoopt in de Wehrmacht.

Slide 43 - Slide

De SS
In 1925 wordt de SS (Schützstaffel) opgericht als persoonlijke lijfwacht van Hitler. Bij de SS mochten alleen de mannen, die van zuiver Duits bloed waren en het nazi-gedachtengoed in hun hart meedroegen. De SS was verantwoordelijk voor 95% van alle nazi-misdaden tijdens WO2.

Slide 44 - Slide

Eén volk, één ras
  • NSDAP: Arische ras waren Übermenschen. Het beste ras, alle andere rassen ondergeschikt.
  • Daarnaast Untermenschen, in het bijzonder het Joodse volk (Antisemitisme) 
  • Neurenbergerwetten (1935) werden aangenomen. 
  • Kristallnacht (1938), veel Joden vluchten uit Duitsland.

Slide 45 - Slide

Neurenberger wetten: wegbereider voor de Holocaust

  1. Wet ter bescherming van Duits bloed en Duitse eer: voor Joden verboden te trouwen met niet-Joodse Duitsers.
  2. De Burgerschapswet: heeft als doel vast te stellen wie Joods is en wie niet; Joden mogen niet meer in overheidsdienst werken. 
  3. Wet ter bescherming van de Genetische Gezondheid: koppels die willen trouwen moeten medisch onderzoek ondergaan om vast te stellen of zij 'geschikte kinderen' voort kunnen brengen.

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Binnenlandse successen
  • Ondanks terreur en Jodenvervolging steeg de populariteit van Hitler: er kwam een einde aan de economische crisis.

  • Werkeloosheid daalde: werkverschaffingsprojecten.

  • Rijksarbeidsdienst ingevoerd: alle mannen van 18 jaar en ouder verplicht een halfjaar voor de overheid gaan werken.

Slide 48 - Slide

Voorbereiden voor oorlog
  • Ook de dienstplicht werd afgeschaft tegen het VvV in: meer soldaten = meer banen.

  • Wapenindustrie werd uitgebreid: nog meer banen.

  • Door deze positieve economische ontwikkelingen volgen en geloven Duitsers massaal hun Führer, Adolf Hitler.

Slide 49 - Slide

De militaire uitbreidingen
Hitler wilde een groot rijk voor zijn arische ras. Om dit te bereiken moest hij, tegen het VvV in, gebieden gaan innemen met zijn leger. 
   1935: Het Rijnland
1938: Oostenrijk
1938: Sudetenland (Conferentie van München)
1 september 1939: Polen

Slide 50 - Slide

Appeacementpolitiek
Volgens het VvV moesten Frankrijk en Engeland bij gebiedsuitbreiding militair ingrijpen. Omdat deze landen nog geen oorlog wilden, mocht Hitler de gebieden hebben om hem tevreden te houden: Appeacement

Slide 51 - Slide

Slide 52 - Video