Domein D Investeren en financieren Introductie

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4,5

Domein D Investeren en financieren

Lesdoelen, je kunt:

• Uitleggen waarvoor vragers vermogen nodig hebben en hoe aanbieders vermogen aanbieden
• De verschillende vormen van vermogen indelen naar 'geldmarkt' en 'kapitaalmarkt'
• Uitleggen hoe de handel in aandelen en obligaties gaat

Programma

Introductie op Domein D

Wat denk je dat 'investeren' betekent?

Investeringsplan

Investeren =

• ergens geld aan besteden
• aanschaffen van de dingen die je nodig hebt voor je bedrijf

Investeringsplan of investeringsbegroting =

• overzicht maken van alles waarin je wil investeren (wat je nodig hebt voor je bedrijf)

Groepen van maken: inventaris, voorraad goederen en liquide middelen.

Stel: je wil in de zomer met een ijssalon starten. Wat heb je allemaal nodig?

Investeringsplan

Investeringen in groepen:

• Inventaris => dingen die we nodig hebben om ijs te kunnen verkopen, zoals een vriezer, ijsmachine of kassa
• Voorraad goederen => het ijs dat we gaan verkopen (of melk, yoghurt, fruit om ijs van te maken)
• Liquide middelen => geld in de kassa of op bankrekening om nieuwe uitgaven te doen en te kunnen wisselen

Wat denk je dat 'financieren' betekent?

Groepen van maken: eigen vermogen en vreemd vermogen

Het geld voor alles wat we nodig hebben, moet ergens vandaan komen.
Waar kan het vandaan komen?

Financieringsplan

Financieren =

• ergens geld vandaan halen
• ervoor zorgen dat je het benodigde geld hebt

Financieringsplan

Financiering in groepen:

• Eigen vermogen => geld dat van de eigenaren komt.
• Vreemd vermogen => geld dat van de anderen is geleend, zoals de bank of familie. 
• Eigen vermogen blijft in het bedrijf. Vreemd vermogen moet nog terugbetaald worden en je betaalt rente (als vergoeding voor het lenen).

Winst maken

Je moet leningen terugbetalen en je wil zelf geld verdienen om van te leven.
Wat moet je daar als bedrijf voor doen?

Je maakt winst als je meer opbrengsten hebt dan kosten. 

Winst = Totale opbrengsten - totale kosten

Wat is winst? Hoe bereken je dat?

Opbrengsten: het geld dat je krijgt voor de producten die je verkocht hebt (dat kunnen goederen of diensten zijn). 

Ander woord is: Omzet (aantal verkochte producten x verkoopprijs)

Wat zijn je opbrengsten?

Groepen van maken: inkoopwaarde en bedrijfskosten

Noem voorbeelden van kosten ..

Resultatenbegroting (of W&V)

• Omzet
• Inkoopwaarde van de omzet (ingekocht ijs, ingrediënten)
• Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde van de omzet
• Bedrijfskosten (huur, lonen, rente, afschrijving, energie)
• Nettowinst = Brutowinst = bedrijfskosten

Balans

Overzicht van alle bezittingen, schulden en eigen vermogen van het bedrijf.

• Aan ene kant: bezittingen waarin we geïnvesteerd hebben
• Aan andere kant: hoe we de bezittingen gefinancierd hebben, met welk vermogen.
• Geld van eigenaren => eigen vermogen
• Geld van anderen geleend => vreemd vermogen

Balans

Overzicht van alle bezittingen, schulden en eigen vermogen van het bedrijf.

• Totaal van beide kanten moet gelijk zijn aan elkaar => in balans
• Alles wat we aangeschaft hebben, moet ergens mee betaald zijn.

Activa op de balans

• Alles waar we geld in investeren (investeringsplan) => worden bezittingen van het bedrijf
• Bezittingen => noemen we activa op de balans
• Vaste volgorde: Vaste activa, vlottende activa en liquide middelen

Passiva op de balans

• Al het vermogen / de financieringen (financieringsplan) => worden schulden of eigen vermogen van het bedrijf
• Vermogen => noemen we passiva op de balans
• Vaste volgorde: Eigen vermogen, vreemd vermogen lang, vreemd vermogen kort.

Opdracht

Mindmap Investeren en Financieren (domein D)

Wat?

Hoe?

Tijd?

Hulp?

Uitkomst?

Mindmap maken van begrippen.

Individueel op een A4-tje. 

15 min.

Boek

Klassikaal bespreken

Begrippen

Reserves - Leverancierskrediet - Obligatielening - Rente -Kredietplafond - Aandelenkapitaal - Hypothecaire lening - Dividend - Vreemd vermogen - Eigen vermogen - Onderhandse lening - Rekening courant krediet - Afnemerskrediet - Annuïteit

Huiswerk

Bestudeer § 17.1 t/m 17.3