Uit 'Strepen aan de hemel' van de Joodse schrijver G.L. Durlacher
Bij onze thuiskomst bleken wij woordarme reizigers. De taal voor onze belevenissen ontbrak. De afgesleten woorden die er waren, bleven achter onze tanden, want vrijwel niemand was er om ze in ontvangst te nemen en vrijwel niemand wilde luisteren, laat staan begrijpen. Zij zouden de bevrijdingsroes vergallen en veler zelfbedrog ontmaskeren.