Unit 2 - Four Corners: Arizona, Utah, New Mexico and Colorado - Lesson 5

1 / 39
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Booktest

Slide 2 - Slide

- Ik kan vragen beantwoorden over het boekje dat ik heb gelezen.
-

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Reading
2nd form

Booktest

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Grammar

Slide 7 - Slide

 Ik snap wat vraagwoorden zijn, kan deze benoemen en kan ze toepassen in een zin
- Ik kan de aanwijzende voornaamwoorden benoemen en toepassen in een zin
- Ik kan een korte notitie maken in het Engels
- Ik kan een kort bericht schrijven in het Engels
- Ik kan een dier omschrijven

Slide 8 - Slide

Heb jij je huiswerk gemaakt?
A
Ja
B
Nee

Slide 9 - Quiz

Huiswerk wel gemaakt? Hoe ging het? Was het moeilijk/makkelijk?

Huiswerk niet gemaakt? Waarom niet?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Vraagwoorden
Vraagwoorden

Slide 12 - Slide

vraagwoorden

Slide 13 - Slide

Grammar Vraagwoorden
Bestudeer de vraagwoorden!

Slide 14 - Slide

Wanneer ik een vraag maak met een vraagwoord, waar staat dat vraagwoord dan?
A
einde van de zin
B
begin van de zin
C
halverwege de zin
D
voor het werkwoord

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vraagwoord?
A
they
B
you
C
I
D
how

Slide 16 - Quiz

Vraagwoorden
..... is he now? He is at home.
A
where
B
what
C
when
D
who

Slide 17 - Quiz

Vraagwoorden
... is your name? Carol.
A
Who
B
What
C
How
D
Where

Slide 18 - Quiz

Welk vraagwoord hoort voor de zin?
.... were you born? In 2007
A
when
B
where
C
what
D
how

Slide 19 - Quiz

Ik wil ergens een reden voor weten.
Welk vraagwoord gebruik ik?
A
Which
B
How
C
When
D
Why

Slide 20 - Quiz

Kies het goede vraagwoord:
.............. is my bag? I lost it.
A
who
B
why
C
where
D
when

Slide 21 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een vraagwoord?
A
me
B
why
C
are
D
I

Slide 22 - Quiz

Vraagwoorden
... is Susan's party? It's on Friday.
A
Who
B
What
C
When
D
Where

Slide 23 - Quiz

Ik wil iets weten over een keuze.
Welk vraagwoord gebruik ik?
A
What
B
Which
C
Who
D
Why

Slide 24 - Quiz

Welk vraagwoord hoort voor de zin?
..... is her name? It's Sara.
A
what
B
when
C
who
D
where

Slide 25 - Quiz

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een persoon?
A
how
B
who
C
why
D
when

Slide 26 - Quiz

Welk vraagwoord gebruik je als je vraagt naar een plaats?
A
when
B
what
C
who
D
where

Slide 27 - Quiz

Ik snap de vraagwoorden
A
Helemaal!
B
Helemaal niet!
C
Een beetje
D
Best wel

Slide 28 - Quiz

Aanwijzende voornaamwoorden

Slide 29 - Slide

Ik at een oliebol
 - a
e - o 

Dichtbij
Verweg
1
This
That
2+
These
Those

Slide 30 - Slide

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

I never go to .....
shop over there. It's too expensive
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 31 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

Look at ..... T-shirt here! It's really cool!
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 32 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

Are ... your shoes outside?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 33 - Quiz

Vul het juiste aanwijzende voornaamwoord in:

Are ..... your glasses on the table here?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 34 - Quiz

2.5: 2, 4, 5, 6, 7 

Slide 35 - Slide

2.4: 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, Test Yourself 
2.5: 2, 4, 5, 6, 7 
2.5:  3, 8, 9, 10, 11 + test yourself

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Wat hebben we vandaag gedaan?

Slide 38 - Open question

Vragen?

Slide 39 - Open question