Spelling week 2 les 4

Spelling
week 2, les 4
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BasisschoolGroep 5

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Spelling
week 2, les 4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Noem de luchtwoorden van het versje

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de categorieën van het woord?
de citroen

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de categorieën van het woord?
het verkeer

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de categorieën van het woord?
de richting

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de categorieën van het woord?
de plankenkoorts

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de categorieën van het woord?
's avonds

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat zijn de categorieën van het woord?
moeilijk

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het woord goed op
denk aan de klankgroepen

Slide 9 - Open question

zeg het woord: de alarmbellen
Schrijf het woord goed op
denk aan de klankgroepen

Slide 10 - Open question

noem het woord: de salto's
Verleden tijd

Tegenwoordige tijd

ik kook
ik vertelde
wij verplaatsen
hij begint
ik las
zij speelden

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de regel van
komma-s-meervoud

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Tijd voor het dictee!

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Schrijf het woord

Slide 14 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het woord

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het woord

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het woord

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het woord

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Schrijf het woord

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Schrijf de zin:

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Wat is de persoonsvorm in de zin?
Het openbaar vervoer ligt plat in het vernieuwde centrum.
A
openbaar
B
vervoer
C
ligt
D
centrum

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het onderwerp in de zin?
Het openbaar vervoer ligt plat in het vernieuwde centrum.
A
ligt
B
plat
C
het openbaar vervoer
D
vernieuwde

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions