H3.1 Herhaling en verdieping

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 1

3.1 Klimaten: Herhaling en verdieping 

Vandaag

Herhalen paragraaf 1

- Klimaten

- Hoge- en lage breedte

Welke vijf hoofdklimaten ken je?
(Elk klimaat is een apart antwoord)

Welk klimaat zie je op de kaart?

1. Tropisch klimaat
2. Landklimaat
3. Zeeklimaat
4. Woestijnklimaat

Het woestijnklimaat ligt op...

1. Hoge breedte
2. Lage breedte
3. Gematigde breedte

Welk klimaat zie je op de kaart?

1. Landklimaat
2. Zeeklimaat
3. Tropisch klimaat
4. Poolklimaat

Het zeeklimaat ligt op...

1. Lage breedte
2. Gematigde breedte
3. Hoge breedte

In dit klimaat komt de temperatuur zelden boven 0 graden Celsius.

1. Woestijnklimaat
2. Zeeklimaat
3. Poolklimaat
4. Landklimaat

Dit klimaat ligt op hoge breedte

1. Poolklimaat
2. Zeeklimaat
3. Landklimaat
4. Woestijnklimaat

In klimaat is deze foto gemaakt?

1. Woestijnklimaat
2. Zeeklimaat
3. Poolklimaat
4. Landklimaat

In welk klimaat is deze foto gemaakt?

1. Tropisch klimaat
2. Zeeklimaat
3. Landklimaat
4. Woestijnklimaat

Kenmerken	Klimaat
Sneeuw en ijs Bijna nooit boven vriespunt
Ontzettend veel neerslag Altijd boven 18 °C
Koele zomers, relatief warme winters, hele jaar door neerslag
Heel weinig neerslag
Groot verschil tussen zomer en winter, hele jaar door neerslag

Woestijnklimaat

Tropisch klimaat

Landklimaat

Zeeklimaat

Poolklimaat

Maar... er zijn meer!

Tropisch klimaat (met Savanneklimaat)

Woestijnklimaat (met Steppeklimaat)

Gematigd zeeklimaat

Landklimaat

Poolklimaat (met Toendraklimaat en Hooggebergteklimaat)

Overgang van tropen naar woestijn

Tropisch klimaat

Woestijnklimaat

Savanneklimaat

Steppeklimaat

Voorbeeld: Mali

Wat zie je in deze grafiek?

In deze grafiek...

1. valt er veel neerslag is de temperatuur hoog
2. valt er weinig neerslag is de temperatuur hoog
3. valt er veel neerslag is de temperatuur laag
4. valt er veel neerslag is de temperatuur hoog

Wat kun je zeggen over de temperatuur en neerslag in deze grafiek?

Klimaatsysteem van Köppen

Niet voor toets

Klimaten

f: 'fehlt' een droge periode ontbreekt, heel het jaar neerslag.

s: 'sommertrocken', droge periode in de zomer

w: 'wintertrocken', doge periode in de winter

BS: Steppeklimaat (een periode met neerslag)

BW: Woestijnklimaat (altijd droog)

EF: Warmste maand onder 0 °C

EH: Hooggebergteklimaat

ET: Toendraklimaat

Niet voor toets

Welke drie kenmerken bepalen het weer?
Elk kenmerk een apart antwoord.