Present simple

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 4

Present simple

Grammar reader SE41

Onderdeel 1, 2 en 3.

Wat weet je over de present simple?

Present simple

Tegenwoordige tijd

Gebruik:
- feiten
- gewoonten
- regelmatige gebeurtenissen

Present simple

Shit rule: Bij he/she/it komt er een -s achter het werkwoord. 

He/she/it kun je ook vervangen voor namen. 

I walk to school every day.
He walks to school every day.

Spelling

Werkwoorden die eindigen op een medeklinker + y >>
- ies

Study > studies
play > plays

Anders krijgt het werkwoord -ys

Examples

I walk to school every day (gewoonte).

Water boils at 100 degrees celcius (feit).

She often watches TV (regelmatige gebeurtenis).

To be = zijn

To be 

I am 
You are
He/She/It is 
We are
You are
They are

To have got = hebben

I have (got)
You have (got)
He/She/It has (got)
We have (got)
You have (got)
They have (got)

Practise

Do exercise 1 on page 8 of your grammar reader SE41.

Verander deze zin in een vraag:
He could help you.

Vragen maken

Deze werkwoorden zet je vooraan in de zin om een vraag te vormen: to be, can, should, would, could. 

They are alive - Are they alive?
She should help you with your homework - Should she help you with your homework?

Vragen maken

Staan deze werkwoorden niet in de zin? 

Gebruik een vorm van do of does in de vraag. 
Does > he, she, it. 
Laat de -s achter het werkwoord weg.

Bij alle andere personen gebruik je do.

Vragen maken

He works all day. > Does he work all day?

De -s achter work laat je weg, omdat de vraag met Does begint.

Het werkwoord 'to be' en 'to have (got)' zet je vooraan om een vraag te maken. 

Practise

Do exercise 2 on page 8 of your grammar reader SE41.

Ontkenningen maken

Een ontkenning maak je door +not toe te voegen aan de zin. 

Ontkenning maken

Bij het werkwoord 'to be' en 'to have (got)' kun je not toevoegen aan deze werkwoorden. 

Not kun je ook toevoegen aan deze wwen: 
to be, can, should, would, could, have

They aren't alive. 

Let op! To be heeft meerdere vormen! (am, are, is, was, were)

Ontkenningen maken

Bij alle andere werkwoorden gebruik je don't en doesn't.

Don't = do + not
Don't > I, you, we, you, they.

Doesn't = does + not
Doesn't > he, she, it.

** haal de -s van het werkwoord daarachter weg. 

Exercise 

Do exercise 3 on page 10 of your grammar reader.