GL 2H chapitre 5

we gaan chapitre 5 oefenen en herhalen!
- ontkenning
- vraagwoord
- quel
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

we gaan chapitre 5 oefenen en herhalen!
- ontkenning
- vraagwoord
- quel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Ontkenning
ne .. pas   = niet
ne....plus  = niet meer
ne ...pas encore = nog niet
ne ...rien = niets
ne...jamais = nooit

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Welke van deze zinnen is ontkennend?
A
Je ne parle pas français
B
J'habite à Bordeaux
C
Mon frère a 22 ans
D
Comment tu t'appelles?

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Hoe maak je een ontkenning?
A
Euhm?
B
Ne voor de pv en de ontkenning erachter.
C
Ne voor de pv .
D
Je schrijft pas op en klaar.

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Welke ontkenning betekent "niet meer"?
A
ne...plus
B
ne...pas
C
ne...jamais
D
ne...rien

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Voeg de juiste ontkenningen bij elkaar
Nog niet
Niet meer
Niet/geen
Nooit
Niets
Ne ... pas
Ne ... pas encore
Ne ... jamais
Ne ... rien
Ne ... plus

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Maak de zin ontkennend. (sleep blauw naar rood)
Je
n'
aime
pas
la viande
1
2
3
4
5

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Maak ontkennend met ne.... pas :
 Nous parlons allemand.  
ne
pas
nous
allemand
parlons

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

maak ontkennend: je regarde la télé
A
je ne pas regarde la télé
B
je ne regarde pas la télé
C
je ne regarde la télé pas
D
je ne regarde la télé

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

maak ontkennend met 'nooit':
Je suis malade
A
je ne suis pas malade
B
je ne suis plus malade
C
je ne suis rien malade
D
je ne suis jamais malade

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

maak ontkennend met 'niets':
je mange

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

vertaal:
Ik eet niet meer in een restaurant.
Je ........................................ au restaurant.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

vertaal: Ik heb hoofdpijn
A
J'ai mal à la tête
B
J'ai mal à la main
C
J'ai mal à la gorge
D
J'ai mal au genou

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Maak de zin vragend met est- ce que

Il a visité ses parents.

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

quand
comment
pourquoi
combien
qu'est-ce que
waar
waarom
wanneer
hoe
wat
hoe veel

Slide 16 - Drag question

Zoek de vertaling van de vraagwoorden. Sleep de blauwe kaders op de rode.
Welk woord uit de volgende zin is een vraagwoord:
Tu fais du sport quand?
A
fais
B
du
C
sport
D
quand

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

.............. tu vas faire ce week-end?
A
quand
B
qu'est-ce que
C
combien
D
quel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Ton jean est beau. Il a coûté ...............?
A
qu'est-ce que
B
comment
C
combien
D
quelle

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Het vraagwoord quel
 quel        ->  verandert mee met het znw waar het bij hoort

mnl ev    ->    quel
vrl    ev    ->     quelle
mnl mv  ->     quels
vrl    mv  ->     quelles  

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Is het 'quel/quelle/quels/quelles'
............... est ton jean préféré?

A
quels
B
quelles
C
quel
D
quelle

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

............... est la ville la plus belle: Amsterdam ou Paris?
A
quel
B
quels
C
quelles
D
quelle

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

QUEL
QUELLE, QUELS
QUELLES betekenen....

Slide 23 - Open question

This item has no instructions

........ garçons sont ici ?
Tu cherches ................... copine ?
.................... filles sont dans la classe ?
Tu cherches .......... monsieur ?
quel
quelle
quels
quelles

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Hoe zie je of een woord m/vr/mv is?

Slide 25 - Mind map

This item has no instructions