Ik wil een broertje en een mooie rooie fiets
en een hele grote teddybeer, maar meestal krijg ik niets.
Ik wil een racebaan en een nieuwe toverdoos.
Hoewel ik snel tevreden ben, wordt m'n vader altijd boos.
En hij wordt rood, en hij wordt rooier,
hij spat bijna uit elkaar.
REFREIN:
Ik ben toch zeker Sinterklaas niet.
Er staat geen geldboom in m'n tuin.
‘k Ben Sinterklaas niet.
Ik heb een negatief fortuin.
Als er straks bankbiljetten groeien op m'n rug,
ben jij de eerste die het hoort, kom dan nog maar eens terug.
‘k Ben Sinterklaas niet (Sinterklaas).
Ik ben toch zeker Sinterklaas niet (Sinterklaas).
Als er straks bankbiljetten groeien op m'n rug,
ben jij de eerste die het hoort, kom dan nog maar eens terug
Ik wil een walkman en een dagboek met een slot
en een turbo-compact discodrum, maar meestal vang ik bot
‘k Wil een computer en een huiswerkautomaat
Hoewel ik kleine wensen heb, wordt m'n vader altijd kwaad.
REFREIN: